zondag 18 januari 2015

‘Krak’ vind ik een schoon woord.

Sinds vrijdag kan ik zeggen dat ik de Krak van Brugge 2014 ben. Stiekem moet ik wennen aan die titel. Ik ben een heel gewoon meisje dat weinig van leven weet en maar iets doet. En ik heb een pen en woorden en die twee samen leveren dan soms leuke dingen op. De titel heb ik eigenlijk te danken aan mensen die de moeite namen hun stem uit te brengen waarvoor ik hen allen warm dankbaar ben.
‘Krak’ vind ik een schoon woord. Je geeft ermee aan dat iemand op één of andere manier goed is in iets. Tegelijkertijd zijn synoniemen ervan breuk en barst die dan net gaan over kwetsbaarheid en menselijk zijn. 2014 is inderdaad een zot goed en heftig jaar geweest. Ik had toen clichématige voornemens als terug gaan lopen, meer tijd door brengen met oma, een rijbewijs halen… Eén van de puntjes was ook gelukkig zijn. Niet dat ik ongelukkig was, maar ik deed aan geluk dat in essentie niet bij mij paste. Ik waggelde om krakjes heen met een elegantie die er pas was na jaren van oefenen. Ik had zo nog lang kunnen doorgaan. Alleen wilde ik het niet meer.  Integendeel, ik heb gekozen om keihard te botsen, om toe te eigenen wat van mij was en weg te smijten wat ik deed om verkeerde redenen. Dan is er opeens ruimte, schrijf je brieven naar Poetin, schrijf je een boek dat alles raakt wat diepst zat, spreek je glansrijk voor een publiek en breng je poëzie op podia, terwijl je vroeger van verlegenheid liever onder schoolbanken verdween. Dus, ja, ik heb mezelf verbaasd. 

Wat ik nu denk, is dat we allen in essentie krakken zijn met krakjes die om verscheidene redenen niet altijd in hun mooiste en krachtigste element zijn, omdat we misschien denken dat we het niet altijd waard zijn, omdat we misschien het gevoel hebben dat er geen tijd is en dat we wel voornemens hebben, maar als het op echt leven aankomt we liever veilig verder gaan, omdat we denken dat wat iedereen doet dan ook wel goed moet zijn. Alleen waarom zou je je de best mogelijke versie van jezelf ontzeggen met excuses als angst, gemak en gewoonte?  Waarom zou je het almaar hebben over later dan, terwijl er enkel nu is? 
Zelf weet ik weinig, maar van één ding ben ik nu zeker dat ik altijd en oprecht voor de best mogelijke versie van mezelf wil gaan en dan in die poging, zo onderweg, soms letterlijk zelfs, vind ik wel iets dat in de buurt van geluk kan komen. En nooit meer wil van krakjes in de breedst mogelijke zin van het woord banaliteiten maken, alleen maar omdat ik dacht dat dat beter was. Dat is een echt een keuze die elke dag opnieuw wil maken. Ik bedoel, ik hoop u ook. 


zaterdag 10 januari 2015

Haar gezicht was bleek van gedachten.

Ze wilde wel, maar durfde niet. Ze zei het me met kleine oogjes. Iets in mij wilde haar warm en lang omhelzen, maar dat zou gezien alles een beetje raar zijn. Ik had haar maar net ontmoet op een kruispunt met veel auto’s en fietsers bij valavond. Aan de overkant van de straat zag ik haar staan. Minutenlang. Roerloos stil, alsof dat de plek was van grootse dagdromen. Ik stak met mijn fiets aan de hand de straat over. Mijn eerste hoi had ze niet gehoord. Mijn tweede wel. Ze zei niets. Haar gezicht was bleek van gedachten.
Ik keek lief, zonder dat het zielig werd. Niets is zo ongemakkelijk als een zielig gezicht. Ze vouwde haar handen bijeen, alsof bidden hier zou helpen. Ik wilde haar laten, maar ze hield me tegen. Dat ik moest blijven en kijken hoe dag en nacht in elkaar overgaan, dat wij vergeten stil te staan en wie dat letterlijk doet ook alles voelt, zoals zij nu. Ze wees naar de horizon en alle hemelen waar verdrietjes zich verzameld hadden in het roos en blauw. Ze zweeg en keek. Ik keek mee. 
Opeens nam zij mijn hand vast. Dat ze wel wilde doorgaan, maar niet durfde. Dat ze vast zou vergeten of ook niet helemaal hoe het was, dat al dat stof op herinneringen door haastig leven haar afschrok en dus stond ze stil. Voor even dan, want er is altijd straks. Haar stem haperde. Haar blik bleef hangen op het niets. Er volgde een stilte die bijna onmogelijk was door alle drukke verkeer. ‘Alles goed met jou?’ vroeg ze plotseling. Ik draaide me en omhelsde haar. Ze begon te huilen. Ik ook. 

zaterdag 3 januari 2015

Naar de maan.

Alles gaat uit. De televisie, mijn telefoon en gsm. Ik zucht en denk: niets is erg weinig en doodgaan nog minder. De gordijnen trek ik dicht. Het is geen dag om zonlicht in het huis te hebben. Ik kijk nog even naar buiten waar het leven zich vertraagd heeft. Er zit een kat op groener gras aan de overkant en een vogel. Ik ken te weinig van soorten om te weten welke het precies is. Hij zit op een tak van een oude eikenboom en tjilpt met iets tussen dapper zijn en zondags ochtendgeluk. Straks vliegt hij weg naar hemelen waar alles vast beter is.

Ik haal de fotokaders één voor één van de muur. Ik wil niets meer hebben om vandaag te herinneren of morgen. Vanuit de keuken hoor ik het koffieapparaat pruttelen. Vroeger was dat het geluid van geluk. Nu van gemis. Op de salontafel ligt een pluk haar, een magazine en een horloge dat niet meer tikt. Opeens heb ik zin in pizza eten met frieten, veel kaas en een dikke klodder mayonaise. Maar ik heb enkel boter in de koelkast en kattenvoer dat ongelofelijk stinkt.

Ik wandel naar de keuken en schenk mezelf een kop koffie in. Eigenlijk lust ik dat niet, maar vandaag wil ik gewoon doen alsof. Met toegeknepen neus neem ik een slok. Bijna moet ik kokhalzen, maar ik denk aan taart, oud bestek en Beethoven. Aan dansen op de sofa met vuile schoenen aan. Het helpt net genoeg om nog een tweede slok te nemen. Ik wil mijn gsm zoeken en haar opbellen, maar dat kan natuurlijk niet.

Met mijn kop koffie ijsbeer ik door de keuken. Stiekem wil ik met gebalde vuisten op tafel slaan, alsof grote gebaren hier echt zouden helpen. Ik ben nooit het meisje geweest van met deuren slaan en harde woorden gooien, enkel dan in mijn hoofd als het moment allang voorbij was. Ik moest vroeger altijd lachen en rechtzitten op sofa met de benen dicht, omdat dat netjes was, antwoorden op vragen met meer dan twee woorden en kleine dingen eren, omdat dat alles in het leven was, zo zei grootmoeder altijd. Lippen mochten enkel rood gestift worden op Kerstmis en Pasen, maar meegaan naar de kerk gaan hoefde niet zozeer. Grootmoeder had haar prioriteiten.

Ik grabbel het blikje kattenvoer uit de koelkast en roep Louis. Hij spint zich rond mijn benen. Ik denk: aan zuchten heeft niemand wat en aan vloeken al zeker niet. Godverdomme. Ik denk: ik hoef mijn haar niet meer te wassen. Ik denk: ik hoef niks, geen details, geen woorden, geen tijd. En morgen ga ik naar de markt om sla en wortelen. Misschien nog een tomaat.