Je
bent er al even niet meer. Ik ben vergeten te tellen hoelang, maar ik voel het
wel overal. Soms. Ik denk aan je huis. Er was Radio 2 en jij in de keuken,
geuren van soep, gezelligheid en zondags geluk. Wij met z’n drieën op de koer,
kattenkwaad en stoepkrijt. Opeens een schoen op het dak van de buren. Het was
de tijd van skateschoenen en ik was gewoon een skatemeisje. Of dat wilde ik
toch zijn. Ik had gewed met mijn zussen om mijn schoen zo hoog mogelijk te schoppen.
Ik gilde. Zij ook. Volle paniek in jouw keuken.
Daarna een glimlach van ongeloof en blik op het hoge dak. Hand in hand liepen we vervolgens naar de buren. Ik
drukte de bel in. Zo’n goudbronzen leeuwenkop met open mond.
‘Hallo,
er ligt een schoen op uw dak.’
Ik stond zo onschuldig mogelijk naast
je te zwijgen.
‘Pardon?’
‘Mijn
kleindochter heeft per ongeluk haar schoen op uw dak geschopt.’
‘O.’
In haar voorhoofd verschoof een rimpel. Het maakte haar lelijk.
‘Euh,
ik zal de schoen straks naar beneden gooien.’
‘Bedankt.’
Deur
dicht. Jij lachte. Ik ook.
‘En
geen schoenen meer op het dak schoppen.’
Je
wilde streng klinken. Ik
knikte braafjes. Hand in hand wandelden we terug. Jij,
die keuken in. Ik de koer op. Met zes ogen op het dak. Wachtend. De schoen
viel. Ik trok hem terug aan. Heel even overwoog ik mijn schoen te knopen,
zoals dat hoorde, maar deed het niet.