vrijdag 24 oktober 2014

Het is overigens de enige vorm van moeten die er op dat moment is.

Het is vrijdagavond en op één of andere manier maakt dat mij week en nostalgisch om de camino die ondertussen al twee maanden achter mij ligt. Als ik nu terugkijk naar de foto’s, denk ik dat ik gek was. Het te doen, eerder het opnieuw doen van. In mijn gezicht valt iets van leven te zien dat ik eigenlijk misschien te weinig zie als ik hier heel gewoon in België ben. Dan gaat het vervolgens rommelen in mijn hoofd, denk ik verder na, omdat ik dat nu eenmaal altijd doe; hoe dat zou kunnen komen? Zijn daar redenen voor? Ik dacht hetzelfde te denken toen ik terugkwam van Suriname. Dan kan je dat op twee manieren motiveren; ofwel ben ik van de te nostalgische soort dat steeds verlangt naar alles wat voorbij en alhoewel ik dat op bepaalde gebieden en vlakken soms wel eens heb, ben ik ook verdomd blij dat bepaalde dingen voor altijd verleden tijd zijn. Ofwel heb ik de ruimte buiten de comfortzone hard nodig om goed te weten en te voelen wat dat nu allemaal zou kunnen zijn: zo leven zoals ik het wil of zie, zoals ik denk dat bij mij past en dan ook vaststellen dat dat denken vaak afwijkt van alle soorten van verwachtingen rondom mij.
 Dan gok ik toch het laatste eigenlijk. Dan denk ik dat het misschien wel dat is wat een camino met je doet. Het biedt een vorm van perspectief op de meest banale dingen alsof je ze voor de eerste keer werkelijk kunt zien. Het gaat voorbij de schaamte die je hebt en de uitputting die je in een leven kan voelen. Als ik zo’n uitspraken al zou mogen doen. Het schudt wakker wat genegeerd werd en het laat tranen komen die je dacht verwerkt te hebben. En het allergekste is, dat het verdomd goed is zo diep en zo ver te durven gaan. Er is geen ontsnappen aan, geen vervloekte afleiding door telefoons, internet, familie, vrienden, afspraken, tijdstippen, deadlines. Het is dag na dag de meest fysieke inspanning leveren die zich vertaalt in blaren, spierpijn, koppijn, vloeken. En je meeneemt naar grenzen die je net leert kennen en vervolgens keihard overschrijdt. Omdat het niet anders kan. Omdat de weg er is en de kilometers afgelegd moeten worden. Het is overigens de enige vorm van moeten die er op dat moment is, terwijl het haastige Belgische leven doorspekt is met gigantisch veel moeten. Geluk zit daar écht in chocolade en blauwe luchten met opkomende zon. Niets is er vluchtig of morgen dan of ik heb geen zin. Het nu is gevuld met de juiste soort leegte die toelaat te voelen en de onuitgesproken uitnodiging om zonder reden, zomaar, gelukkig of ongelukkig te zijn. En dan opeens lijkt het allemaal te kloppen, zonder dat elke vraag een sluitend antwoord kreeg. 


Het zou bijzonder oneerlijk zijn die levens met elkaar te gaan vergelijken en toch vind ik dat we hier meer onderweg zouden moeten zijn. In de zin van verder durven te staan dan zekerheden en gewoontes, meer te durven zeggen en vragen dan die gewone woorden: alles goed, ja en met jou?, voller te gaan leven in functie van heel gewoon wat is zonder dat vol te proppen met oneindig verlangen. Voor het ooit, waar de dromen van de toekomst stoffig worden onder alle vervlogen vandaags.  Ik bedoel maar, het is aan u. Het leven, de keuzes, de kansen, de mislukkingen. Maar dan ook, ik vind dat. U moet er vooral het uwe van denken. 

dinsdag 21 oktober 2014

Het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan.

Ik ben er vaak als de eersten bij om pleidooien te geven waarin ik geloof dat alles in het leven een keuze is: de liefde, het geluk, het verleden en hoe daar mee om te gaan,… Het is zo onnoemelijk schoon om daar keihard in te geloven en voor te gaan. Het maakt sterk wat zwakker is, laat gevoeligheden toe waar nodig, zorgt voor gewone wonderen en veranderingen in hoofd en hart zonder daar zwaar en serieus aan te werken. Ik zeg het zo graag: zet daar uw tanden in om zo gretig en goed te leven.

Niet alles is altijd een keuze, weet ik nu. Zo zijn er ambetante en soms pijnlijke uitzonderingen en ik ben nu net zo’n mens die dat haat. In taal bijvoorbeeld of snelheidsregels in het verkeer. Ik krijg daar soms kop noch staart aan. Nu denk ik hier met het onweer daarbuiten tussen die vier muren van mijn kamer: cut the crap. Ik vind het verfrissend eerlijk dat te durven zeggen dat genoeg ook eens genoeg is, dat er gerust wat woede mag kruipen in een leven om alle juiste redenen dan, dat je met vrolijke woorden niet altijd het schoon weer kunt maken, dat er dingen zijn die blijven hangen in de kop en na herhaaldelijk afvragen een muur van onbegrip zowat het verste is waar je geraakt. Ik denk: af en toe mag dat eens zo’n dag van godverdomme en verdorie, van onrust en radeloosheid, van stiltes nadat alles gezegd of beslist is, zoals nu. En we dan straks moeten doorgaan op één of andere manier en ik niet weet hoe dat moet, maar er geen andere keuze meer is. Zo gaat het al eens of zoals ik in een verhaal eens zei: ‘Het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan.’

Van deze woorden moet u vooral onthouden dat altijd weten saai is, dat geloven dat het altijd goed komt utopisch mooi, maar soms pijnlijk fout is. Dat we met hoopjes hoop al een heel eind op weg kunnen en soms ook niet. Zoals vandaag, omdat hevig willen soms niet gewoon genoeg is om vrolijk en frivool door te gaan of om überhaupt te leven. Maar dan zijn er ooits en voorbij, van vertraagd terugblikken en hopen dat uit elke verleden tijd gevoeld werd wat nodig was en geleerd is wat kon om beter, intenser en schoner door te gaan. Dat moet dan wel, denk ik, hoop ik. 


zondag 12 oktober 2014

Ik ben gelukkig iemand die heel snel praat.

Ik was gisteren één van de 10 gasten op Pecha Kucha in Brugge. Met een beetje bibber in de benen en het hoofd trok ik er naar toe met mijn stoel, want dat moest op een ‘Bring your own chair edition’ en er is niets zo gezellig als op uw eigen stoel luisteren naar mensen, weet ik nu. De laatste tijd kruipt er ook veel ongewoon en unheimlich toeval in mijn leven, want daar stond ik in de oude gebouwen van mijn huidige werkgever zenuwachtig te wezen. Tot mijn grootste verbazing liep de zaal nokvol met geïnteresseerden. Mensen die het zichzelf gunnen te luisteren naar alle soorten van levens en passies.

Ik vond het ongelofelijk schoon daar in het midden te mogen zijn en dan dat podium te mogen beklimmen. Ik, die stiekem liever schrijver dan prater ben, heb er een zaal toegesproken. Dat moest ik doen aan de hand van twintig foto’s. Per foto had ik twintig seconden. Ik ben gelukkig iemand die heel snel praat en deze keer was dat vast in mijn voordeel. Wekenlang heb ik nagedacht over dé openingszin. Die boenk met de deur in huis vallen verwachting, knaagde ergens aan mij. Ik, die een gewoonte gemaakt heeft van perfectie en daar al lang aan werk om dat ooit eens te verliezen of te verzachten, kwam uiteindelijk met de meest banale zinnen op de proppen.
‘Ik was vroeger een heel gewoon meisje. Ik wilde prinses worden en daarna zangeres, maar ik kan eigenlijk helemaal niet zingen en ik vind lange jurken met te veel tralala een beetje truttig.  Ik heb het altijd verdomd jammer gevonden dat Walt Disney nooit een rock-’n-rollprinses uit zijn hoed getoverd heeft.’
In alle eerlijkheid vond ik rust, de zenuwen vloeiden weg. Ik deed mijn ding, glimlachte en genoot, zoals je dat bij van die once in a life time momenten het beste doet. Ik dacht nog: goh, zie mij hier staan, reflecteerde over afgelopen tijden, zag flitsen verleden opborrelen, was voor even terug in Suriname, herhaalde de camino, zat op een Brussels terras, dronk thee met Diane Broeckhoven. Ik sprak over de schoonheid van verdwalen en verloren lopen, omdat alles altijd weten zo saai is, denk ik. Die 6 minuten en 40 seconden waren gevuld met een intensiteit van wisselende levens, van zo’n andere versie van mezelf die ik pas sinds kort heb durven ontmoeten.

Ik sloot af met een quote, omdat het toch de afsluiter leek die mij als schrijvende mens typeert: ‘What if I fall? Oh, my darling, what if you fly?’
Ik zei nog dat we te vaak uitgaan van dat eerste, uit angst misschien, uit zekerheid, uit comfortzones, uit van alles wat te begrijpen valt als menselijke mens. Dat we eigenlijk zouden moeten gaan voor dat tweede, dat je zoiets niet moet verdienen, maar moet doen, zomaar, omdat het kan. En bij deze, wil ik u hier ook warm maken voor dat tweede, zomaar, om op microniveau werelden te redden, voor wie gelooft dat dat kan. Wat zo met z'n velen hevig geloven dat het mogelijk is, moet alvast iets betekenen, denk ik hoopvol samen met Jess. 





woensdag 8 oktober 2014

Laat ik alvast niet besparen op mijn aantal woorden.

Samengevat kun je stellen dat wij op van alles zullen moeten besparen in de toekomst: op onderwijs, op cultuur, op elektriciteit om stroompannes tegen te gaan, op provinciale instellingen,… Dat doen we gezamenlijk zuchtend of net niet.

Tussen al dat besparen door dacht ik: laat ik alvast niet besparen op mijn aantal woorden, laat ik daarin zoeken en zijn, zweverig en hoog, gewoon zomaar, omdat ik erin beter verteld krijg wat ik denk, voel, doe en ben. Laten we ook niet besparen op die ik zie je graagjes, op knuffels en kussen, op kopjes koffie en thee bij gezellige babbels met af en toe een koekje of speculaasje, zoals je verkiest, op hartjes onder de riem om alle soorten redenen, op glimlachende ja’s, op gemeende nee’s, op zomaar dagdromen en jeugdig verliefd zijn, op aanstekelijk enthousiasme, op chocolade, op vrolijke complimentjes, op prikkelende poëzie, op lazy Sundays, op vreugdedansjes en –sprongen, op warmte en hartelijkheid, op wederzijds respect, op sofamomenten met huisdieren, op familie en vrienden, op hé het is okés, op vandaag nietsen, op YOLO’s, op omg’s, op cheers to life’s, op ochtendzonnen en blauwe luchten, op ontbijt op bed, op moed, op cocoonen.


Laten we niet besparen op wat ons zo ons maakt, op durven kiezen, op hoop die doet leven en omgekeerd, op onderweg zijn, op fouten, op tranen. Dat is zowat alles en niets, veel en weinig. Dat kan misschien tellen voor wie daarin wil geloven, voor wie voelt dat het waar is, voor wie naast cijfers voor leven kiest, voor wie ruimte geeft aan zichzelf en het zo veel en zo vlug. Dan denk ik ja daarin valt vast wat gewoon geluk te verzamelen. Ik wil maar zeggen: gun het uzelf, zomaar, dat is meer dan reden genoeg. 

woensdag 1 oktober 2014

Vroeger waren ze vast experts in dat harde leven doen.

Blij word ik niet van die cijfers in de krant. ‘Bang, neerslachtig, depressief, één Belg op drie heeft psychische problemen’ En zo heeft ook 13,2% van de vrouwen last van hoofdpijn, dubbel zoveel als mannen. 20% lijdt aan lage rugproblemen, 20% heeft artrose, 1,9% van de Belgen heeft kanker, 8% een eetstoornis.

Eigenlijk had ik niet veel cijfers nodig om te weten hoe niet goed het ging. Ik kon wel even rondom mij kijken en dan hetzelfde vaststellen. Of toch ongeveer. Ik zie die dingen, denk ik beter dan iemand anders, omdat ik vaak zwijgend observeer en daarna ook iets durf te voelen in de zin van: shit, we zijn precies niet goed bezig. Af en toe wil ik dat eens roepen hier. Hopend dat iemand ooit zal luisteren.
Het artikel legt vooral de nadruk op de stijging van de psychische problemen bij jongen mensen. Volgens één de professoren mogen we daarbij niet vergeten hoe groot en zwaar de economische crisis daarbij kan zijn. Die onzekerheid die ze meebrengt, terwijl wij tussen al ons geperfectioneer liever houvast hebben, zekerheden tussen die flarden van besparingen en werkeloosheid. We willen daarenboven ook nog vaak de beste, leukste, liefste, mooiste, enthousiaste mens zijn die er bestaat. Vaak vergeten we ook waarom we dat doen, maar zijn gaan wennen aan het doen en dus doen we maar gezapig door. We hebben geleerd dat het eerst goed moet zijn voor anderen, dat er straks wel geluk te rapen valt ergens, ooit dat moet wel na dit alles, dat zwijgen beter is dan praten, dat altijd doorgaan vast gemakkelijker moet zijn dan even stilstaan en voelen.
Heel onbewust en ongewild, beetje bij beetje, af en toe, en soms ook niet, slepen wij wat last mee. Daarna nog meer. En meest. Tot het een gewoonte wordt en wij dan maar zeggen: ‘op uw tanden bijten moet je doen en je hebt sterke tanden. Mijn oma zegt dat soms. Ik moet daar meestal om glimlachen. Vroeger waren ze vast experts in dat harde leven doen.
Tijdens het lezen van dit artikel moet ik almaar denken dat het waar is. Dat wij jonge mensen met een ongelofelijk teveel door het leven huppelen en dan denken dat het altijd goed komt. Meestal. Dat dat teveel stiekem een leegte is die wij dan maar nodeloos vullen met alles en niets. Dat wij pijntjes weglachen en grote verhalen negeren, zeker die van vroeger, daar in de donkere plekken van een hoofd. Dat wij op sociale media levens hebben die mooi en fotoachtig goed zijn en dan opgelucht met die illusies leven, alsof dat ook bijna echt leven is.


‘Een alarmsignaal’, noemt Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen dit. En dat is. Ik zou van mijn woorden bellen willen maken om ze voor u te luiden. Dat wij misschien heel even tussen zoveel leven dat soms aanvoelt als overleven, wat tijd mogen maken om te zuchten zomaar omdat het mag, om stil te vallen zomaar omdat dat nodig is, dat wij niet denken dat alles in een leven verdiend moet worden, dat wij durven te weten dat het geluk soms heel gewoon ligt in het met en bij uzelf durven te zijn. In die eerlijkheid en moed om dan af en toe te zeggen: ‘bon, nu even niet. Ik wil mezelf vandaag een heel klein beetje redden.'