dinsdag 24 februari 2015

Krater

Ze zeggen dat het tussen mijn oren zit. Ik denk: niet waar, het zit tussen mijn benen. Ze zeggen ook dat ik gek ben en ze laten het zo klinken alsof dat altijd waar is. Of dat denk ik toch en soms denk ik dat ze gelijk hebben.
Ik weet wel wat de norm is van normaal. Ik weet ook dat ik dat een lelijk woord vind. Verder weet ik weinig, alleen dat weinig weten af en toe ook handig is. Om te dromen, bijvoorbeeld, of om te leven. Ik heb een dokter en een psychiater die allebei hetzelfde over mij denken. Als ze erover praten, leunen ze achterover in hun fauteuil met de handen in hun haren en geven mij uiteindelijk papieren met pillen op.
Soms neem ik die. Meestal niet. Soms staar ik gewoon naar de muur, naar de grond of naar het bed. Soms wiebel ik op mijn stoel weg en weer, op en neer. Soms gaan mijn handen vanzelf over mijn benen, mijn dijen en mijn borsten. Soms lees ik te moeilijk boeken en probeer ik daar iets van te onthouden. Meestal lukt dat niet. Soms wil ik begeerd en gestreeld worden, verscheurd en verdeeld, genomen en bespeeld. Soms wil ik gered worden. Door iemand met de juiste handen en naam. Soms wil ik mezelf redden, maar weet ik niet hoe. Soms wil ik gewoon seks om seks te hebben, om twee lichamen te zijn in plaats van één. Om tijdelijk twee hoofden en twee levens te hebben. Ik houd van tijdelijkheid. Het maakt details abnormaal belangrijk, zoals de kleur van mijn sokken, de dagen van de week en de zweetdruppeltjes tussen mijn borsten achteraf. Soms wil ik gewoon gewild worden.
Te veel willen, is moeilijk, weet ik. Beheers je, zit recht, benen dicht, bloes dicht, knopen dicht. Kijken mag, aanraken niet. Niets. Nooit. Raak me aan. Ruis in mij. Eet me op. Lik me tot ik spin. Maak me nat. Betast me. Laat me verdwijnen. Benen dicht, gedraag je, handen naast het lichaam, lippen op elkaar, kleren aan, broek aan, verstand aan.
Kus me tot ik mooi ben. Neem me tot ik vergeet. Heb me lief tot ik liever ben en liefst. Wil me tot ik iemand word. Voor even, voor altijd. En daarna is er enkel een boom in de tuin waar een vogel tjilpt, koffie in een kop die allang koud is, barsten in het witte plafond, twee pillen, schimmel en slikken tot het voorbij is. 

donderdag 12 februari 2015

Zwijgen, weglachen en soms doodgewoon negeren.

Tegenwoordig lees ik de krant met vertraging nu ik werkmens ben. Het is mijn ideaal excuus om alsnog te reageren op een artikel uit het Nieuwsblad van woensdag 11 februari 2015. Daarin las ik dat we met zijn allen pillen boven babbels met een psycholoog verkiezen. Amper vijf procent zou hulp zoeken bij een psychotherapeut of psycholoog, terwijl er nog nooit zoveel Belgen waren met geestelijke problemen. 1 op 4 zal bovendien ooit geconfronteerd worden met ernstige psychische problemen en die term werd in het artikel niet nader verklaard.
Dat is veel, dat is serieus, dat zijn cijfers en voor menselijk besef hebben we die vaak nodig. Toch spotte ik ook een klein lichtpuntje. Er werd namelijk een lichte stijging vastgesteld ten opzichte van 2001 waar slechts twee procent naar een psycholoog of psychotherapeut stapt. Dat is iets, maar weinig en al veel te weinig als het op ons menselijk functioneren aankomt, vind ik.
En ergens kan ik blooteerlijk toegeven dat ik het wel snap. Een pil slikken, ligt bijna in de aard van ons hele systeem. Het is in vele gevallen behoorlijk doeltreffend, het werkt meestal snel en is vaak goedkoper dan therapie. A pill a day keeps the doctor away, zoiets dan en anders doen we gewoon alsof alles helemaal oké is. Geforceerd glimlachen en vrolijk doorgaan hebben we uiteindelijk al op erg jonge leeftijd geleerd en vaak hebben we er dan ook een ongelofelijk talent voor. Zwijgen, weglachen en soms doodgewoon negeren. Ik zeg dit natuurlijk, omdat ik mezelf er al vaak op betrapt heb. Ik zeg dit ook, omdat ik zo’n mens ben die ondertussen bij de vijf procent hoort. Ooit, ja, heb ik beseft dat ik niet supervrouw ben die het altijd perfect en waterdicht voor elkaar krijgt en dat het oké is om het even uit handen te geven Ik heb het mezelf gegund, want dat is het in essentie wel, vind ik. Het was overigens één van de weinige beslissingen waarna geen enkel spatje spijt was. 
 
Ik heb getwijfeld of dit mijn blog zou halen, maar dan zou ik mezelf betrappen op schaamte en taboe en alle andere gevoelens en gedachten die in oorsprong die magere 5 procent maken. Dus bij deze, lees dit, denk na, bezin, wees eerlijk, maak keuzes en kom daarvoor uit. Het zou ons allen misschien verder kunnen helpen op de mooist mogelijk manier. Weest niet altijd superman of supervrouw, al klinkt dat misschien behoorlijk sexy, soms is het ook heel gewoon even onhaalbaar. 

zaterdag 7 februari 2015

Zwarte sneeuw

Vroeger was ik bang voor monsters onder mijn bed. Ik sliep met alle lichten aan. De nacht liet vaak verdwijnen wat gezien moest worden, zoals pa die ma sloeg en Auke die stiekem het huis verliet en nooit meer terugkwam. Nachten vulde ik gewoonlijk met schaapjes tellen of soms ook varkens, potloden scherpen en te moeilijke boeken lezen.  
Toen ik 12 was, besliste ik nachtwaker te worden op een kerkhof om tussen graven en doden te dwalen, die te tellen en zelfs enkele namen te onthouden voor mijn kinderen later. Pa zei dat ik goed gek was. Ik nam bokslessen en begon sigaretten te roken. Later zou ik ook een snor nemen die naar boven zou krullen van deugnieterij en rijkdom. Ik zou muziek maken met een zwarte gitaar en op podia staan. Mensen zouden luid applaudisseren voor mij. Nooit zou ik zingen, had ik mezelf plechtig beloofd. Maar ik ben een echte brokkenpiloot als het op beloftes aankomt. En op verdriet, dan ook.

Vier jaar later zaten de nachten vol rock-‘n-roll. Ik ging op café, werd dronken en nam een tattoo. Mensen zeiden me dat ik een talent had voor mooie woorden en zinnen. Ik had ook een meisje Monica. Soms noemde ik haar ‘Bonnie’. Samen reden we nachtenlang op gestolen fietsen met lekke banden. Er was nooit een vuiltje aan de lucht toen we vreeën op groen gras aan de overkant van de Maas. Ze zei me eens dat ik het leven wel goed moest begrijpen als ik altijd zo gelukkig kon zijn. Ik kuste haar voorhoofd en zei haar toen dat monsters niet bestaan.