zaterdag 7 februari 2015

Zwarte sneeuw

Vroeger was ik bang voor monsters onder mijn bed. Ik sliep met alle lichten aan. De nacht liet vaak verdwijnen wat gezien moest worden, zoals pa die ma sloeg en Auke die stiekem het huis verliet en nooit meer terugkwam. Nachten vulde ik gewoonlijk met schaapjes tellen of soms ook varkens, potloden scherpen en te moeilijke boeken lezen.  
Toen ik 12 was, besliste ik nachtwaker te worden op een kerkhof om tussen graven en doden te dwalen, die te tellen en zelfs enkele namen te onthouden voor mijn kinderen later. Pa zei dat ik goed gek was. Ik nam bokslessen en begon sigaretten te roken. Later zou ik ook een snor nemen die naar boven zou krullen van deugnieterij en rijkdom. Ik zou muziek maken met een zwarte gitaar en op podia staan. Mensen zouden luid applaudisseren voor mij. Nooit zou ik zingen, had ik mezelf plechtig beloofd. Maar ik ben een echte brokkenpiloot als het op beloftes aankomt. En op verdriet, dan ook.

Vier jaar later zaten de nachten vol rock-‘n-roll. Ik ging op café, werd dronken en nam een tattoo. Mensen zeiden me dat ik een talent had voor mooie woorden en zinnen. Ik had ook een meisje Monica. Soms noemde ik haar ‘Bonnie’. Samen reden we nachtenlang op gestolen fietsen met lekke banden. Er was nooit een vuiltje aan de lucht toen we vreeën op groen gras aan de overkant van de Maas. Ze zei me eens dat ik het leven wel goed moest begrijpen als ik altijd zo gelukkig kon zijn. Ik kuste haar voorhoofd en zei haar toen dat monsters niet bestaan.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten