zaterdag 27 december 2014

Aan het woest willen en wildst dromen.

Vanmorgen genoot ik van een heerlijk zondags ontbijt op zaterdag met twee van mijn liefste vriendinnen. We praatten over het leven, over de liefde en wat we er niet van begrijpen, over wat geluk kan zijn en wat net niet, over mijn blog en hoe het al even geleden was dat ik er iets op schreef. Ik zei hen: ik weet soms niet waarover te schrijven. Dat was eigenlijk niet waar. Soms krijg ik het niet gezegd. Soms begrijp ik zo weinig. Dat antwoord zou dichter bij de waarheid liggen.
Bovendien heb ik iets met het wisselen van jaren, met het van oud naar nieuw gaan. De afgelopen tijd werd ik meermaals overvallen door een intens gevoel van niet willen loslaten en niet kunnen loslaten, van missen en dat overal voelen, van zomaar treurig zijn. Maar toen ik deze ochtend aan het babbelen was, vulde zich in hoofd en hart ook een gevoel van dankbaarheid voor zij die dit jaar fel gesupporterd hebben voor alle soorten van goeds en moois, voor zij waarbij ik te pas en vaak ook te onpas heb aangeklopt met woorden van niet weten en radeloos zijn, voor zij die er met harten onder de riem en alle juiste stiltes waren. 2014 is zoveel opzichten het jaar geweest van grote veranderingen, maar vooral van die andere en mooiere versie van mezelf die er pas was na de ultieme poging het beter en best te maken, na de keuze te gaan voor wat moeilijk en soms ook pijnlijk is, na het kleine verdriet gehuild te hebben en het grote verdriet te durven doorvoelen, na het intens tot in de diepste en lelijkste hoeken te gaan van alles wat collectief onder de noemer verleden huisde. Ik bedoel maar, ik ben mezelf ook dankbaar dat ik het gedurfd en gedaan heb. Ik ben oma dankbaar voor alles wat ik met vertraging van haar geleerd heb, voor het verhaal en die open vragen, voor die portie spijt die bittersweet op alle herinneringen sneeuwt.

Ik zou voor 2015 aan goede voornemens kunnen doen. In essentie past dat perfect bij wie ik ben, maar deze keer denk ik: laat maar. Laat het over aan de verwondering als voeding voor elke nieuwe creatie, aan de spontaniteit te springen in niet willen weten, aan grote en kleine kinderlijke vrolijkheden, aan het woest willen en wildst dromen, aan het verlangen thuis te kunnen komen bij jezelf, aan de passie als grondstof voor alle gekte, aan de twijfel die elke vorm van vooruitgang stuwt, aan de durf die verdergaat dan die oude en nieuwe angsten. Dat we geen lijstjes nodig hebben om voluit te gaan voor dat nieuwe jaar. Dat we het gewoon moeten doen. Keihard, voor onszelf, voor die andere en mooiere versie. Laten we dromers zijn en doeners en durvers in 2015.



dinsdag 2 december 2014

Dat elke mens zijn verdrietje zou moeten uitzitten.

Levensverdriet

Ze zit op een bankje in het park waar ook kinderen zijn die eendjes voederen en dametjes met hun hond wandelen, waar de herfst te laat is, maar het zo ook mooier lijkt dan ooit. Elke dag passeer ik daar, maar vandaag zit ze er voor het eerst met een sigaret in haar handen en ogen naar hemelen gericht. Ik meen te zien dat ze snikt. Voorzichtig neem ik plaats. Zonder vragen. Ik weet niet als ze dat leuk vindt, maar ik doe het toch. Ze glimlacht niet. Ze kijkt zelfs niet op. 
Als ik haar uiteindelijk vraag waarom ze huilt, antwoordt ze ‘zomaar’. Dat ze het al vergeten is, maar dat de wereld zo somber is vandaag en het weer en de krant en de lucht. Zeker dat laatste. Ze heeft haar verdriet te lang opgespaard, omdat ze dacht dat dat goed was, wat natuurlijk onzin is en ze rolt overtuigd met haar ogen. Opgekropt verdriet verdwijnt uiteindelijk niet. Net zoals opgekropte woorden. Haar stemt kraakt een beetje. Ze neemt een trek van haar sigaret en zegt dat ik moet stoppen met zielig kijken. Ik heb daar het hoofd niet voor.
Ze huilt verder, zwijgt en vindt die stilte goed. We kijken samen naar een man die verderop broodkorstjes in het water smijt. Naast hem staat een jongetje te lachen. Stiekem kauwt hij op een korstje. Er zit wat schimmel aan. 
Opeens begint ze te praten dat tranen eigenlijk niets zijn, enkel water dat een beetje vreemd smaakt op je tong. Maar dat het dat moment is van laten rollen over de wangen, hoe dat oplucht en goed kan zijn en mag en soms zomaar is en soms ook moet. Dat ze zichzelf aan het redden is van niets kunnen voelen en niets willen voelen. Dat elke mens zijn verdrietje zou moeten uitzitten op een bankje in het park naast een vreemde met wat eendjes, herfst en schaduwen van winter. Dan wordt alles vast beter en mooier. En ze glimlacht. 

dinsdag 25 november 2014

Ik zei 'goedemiddag', terwijl het duidelijk nog ochtend was.

Zaterdagochtend bevond ik me in Enschede, Nederland. Wikipedia had me verteld dat het tegen de Duitse grens lag. Toen ik vrijdagmiddag een telefoontje kreeg van een onbekend niet-Belgisch nummer moest ik heel even slikken. Ik zei 'goedemiddag', terwijl het duidelijk nog ochtend was. Een vrolijke stem verbeterde me eerst en deelde me dan mee dat ik de publieksprijs van A.L. Snijdersprijs 2014 gewonnen had. Of ik niet naar Enschede kon komen? Alles was geboekt en betaald. Live op de Nederlandse radio, NPO Radio 4. Foto’s in de krant. Een artikel. Mijn hoofd deed een beetje gek en wild. En daarna wildst. Ik moest ook zeker zwijgen, voegde hij er nog aan toe op het einde. Gelukkig kan ik dat laatste verdomd goed.

En daar zat ik dan, als enige Vlaamse tussen de zeven genomineerden voor de A.L. Snijdersprijs met wat verderop A.L. Snijders zelf en die blik van wijsheid en mooie woorden. ‘Nou, je hoeft geen zenuwen te hebben, je weet dat je gewonnen hebt.’ Dat hebben een aantal mensen tegen me gezegd. Ik dacht: dat helpt niet. Maar de Nederlandse vriendelijkheid hielp me wel een eind op weg.
Ik heb het niet zo voor voorlezen en in de spotlights staan, maar wat moet, doe ik dan ook met overgave en bibberlip. Zeker dat laatste. Ik dacht nog, zo net voor mijn eerste woorden: geniet, dit is jouw moment. Dat deed ik. Het was geen moment van perfectie, maar van menselijkheid. Tijd heeft me ondertussen geleerd dat het laatste wel beter en mooier en echter is.
Mijn verhaal ‘Klaar’ schreef ik eens in een bui van woede en onbegrip. Ik wilde snappen hoe dat eventueel zou zijn aan het bed zitten van een grootmoeder die euthanasie op basis van ondragelijk psychisch lijden zou plegen. Op 1 november, mijn verjaardag, heb ik het opgestuurd. 7 november is mijn grootmoeder overleden. Niet door euthanasie, maar heel gewoon en oma-achtig in haar slaap. Dat ik die prijs uiteindelijk won met dat verhaal heeft het grootst mogelijke verdriet verbonden met hevig feestelijk geluk. Ik heb de dag dan ook afgesloten daar bij haar. Met wat verhaal, vreugde en verdriet. En dan ’s avonds met een nieuwe portie woorden bij wat wijn.
Mijn amai amai amai, waarmee de Nederlanders flink moesten lachen, heb ik geruild voor wat omg’s en joepie’s. Dat het goed is te schrijven op momenten van verward en verdrietig voelen, dat het het hoofd en hart beter maakt, dat oma waakt aan hemelen, dat toeval niet bestaat en dat prijzen winnen verdomd leuk is.
En dan bij deze ook een vrolijke dankjewel aan allen die de moeite namen te stemmen. Lezers dus, hoe zot fijn die te mogen hebben voor dit verhaal!


Klaar

Wanneer het geen kwestie meer is van kiezen, maar van doen, vouw ik mijn handen altijd automatisch samen alsof ik zo aan het bidden sla. De jonge verpleger wandelt de kamer binnen. Iedereen zwijgt volmaakt, zoals we dat een kwartier geleden ook al deden. Ongemakkelijk begint hij aan het laken te prutsen. De gerimpelde voet van grootmoeder piept er ongevraagd vanonder uit.
‘Fuck’, verschrikt trekt hij het laken naar beneden. Met wat schaamrood op de kaken verdwijnt hij. Ik hoor moeder zuchten, daarna vader en mijn broer. Het lijkt mijn beurt te zijn, maar ik pas.
Ik bekijk grootmoeders gezicht. Paars is al een beetje dood, zit ik te denken. Vanmorgen vertelde de dokter nog hoe ze vredig zal inslapen. Hij liet het klinken als poëzie. Ik balde er spontaan mijn vuisten van, maar zweeg. In mijn hoofd noem ik hem  ‘Dokter Moord’ en bekogel ik hem met vogelpieken. Soms ook met echte messen.  
Moeder is opgestaan om koffie bij te vullen. Ik denk: wachten is saai. Ik denk: dat mag ik vast niet denken nu. Ik wip recht uit mijn stoel en wandel naar het bed. Tien centimeter ben ik verwijderd van grootmoeders hoofd. Ik hoor haar rustig ademhalen. Als ik nog beter luister, hoor ik vast haar dood.

zaterdag 15 november 2014

In woorden is alles altijd goed.

Vandaag heb mijn haar korter geknipt en wat witter gekleurd. Gekheid, omdat ik daar nood aan had en omdat ik kapsels vaak te snel beu word. Nu ik werk houd ik me wat in, maar stiekem vind ik dat eigenlijk een stomme reden. Als ik bij jou zondags zou langskomen, had jij dat natuurlijk als eerste gezien. Jouw ogen deden het niet altijd zo goed, zei je wel eens, maar oog voor detail had je zonder meer, daar kon zelfs ik nog iets van leren.
Op één of andere manier is je horloge opnieuw beginnen tikken. Ik schrok me een bult toen ik het opmerkte, had dan een enorme krop in de keel en straalde vervolgens van zoveel klein geluk. Ik geloof niet meer in toeval, weet ik nu. Ik geloof in het samenspel van meant to be’s, van ontmoetingen die er moesten zijn, van onbewust weten en voelen, van waken over dromen en toekomst in hemelen. Zo weet ik zeker dat je mijn woorden donderdag gehoord hebt, want jij had daar de juiste oren voor. Ik had toen ook een krop in de keel, maar dat was zo’n juist geplaatste krop waarin alle verdriet en leven gekropen was.
Morgen is het zondag. Dat was jouw dag. Ik heb je de laatste twee jaar zonder twijfel te weinig bezocht en daar zijn eigenlijk geen geldige excuses voor. Ik ben ook boos geweest, denk ik, toen jij midden oktober beslist had euthanasie te plegen. Iets in mij kon dat niet begrijpen, maar dan ook, ergens snapte ik je honderd procent. Ik bedoel jij had mijn boek niet gelezen, maar we hebben er toch over gepraat. Voor je kerst ging ik je een audioversie cadeau geven. Ik was al een tijdje bezig met inlezen, maar wat niet perfect was, deed ik zonder meer opnieuw en het werd daardoor een werk van lange adem, maar ik had je het zo graag gegeven. Misschien hoopte ik dat je erdoor van gedacht ging veranderen. Maar dat maakt van mij ergens een egoïstisch mens.
Je was de lijm tussen zoveel verschillende levens die ik allemaal geleefd heb en leef. Je was supporter van de allerbest en mooiste soort. We waren stiekem primusjes van de klas en hebben het nooit goed gevonden met rijbewijzen halen. Ik zag in jou heel veel mij en omgekeerd was dat ook zo. Dat hoorde ik aan de manier waarop je mijn naam uitsprak. Zo kan niemand dat.
Ik zit er de laatste tijd bij met wat spijt, terwijl ik mezelf het tegendeel beloofd had, toen je aanvraag voor euthanasie officieel was ingediend, maar dan ook, ik had je geen mooiere dood toegewenst dan diegene die je kreeg. Zomaar en plots, ja, dat klopt nu echt wel.

Hoewel ik al twee jaar een verhaal schrijf over verdrietige mensen, ben ik verre van een verdrietig mens zoals ik ze daar beschrijf, zie ik de dingen allesbehalve duidelijk, voel ik soms te veel om het nog goed te weten, maar in woorden is alles altijd goed, helder en juist, zoals nu. Daar drinken wij koffie samen en eten we taart, daar zit Mine terug bij ons op de schoot en draaien we samen balletjes voor in de soep, daar eet ik nog alle snoepjes die je voor me kocht en drink ik meer Cola dan ik eigenlijk zou mogen, daar springen we nog samen op de sofa en blijven we stiekem veel te lang op, daar is alles heel gewoon voor altijd van jou en mij. 

zaterdag 8 november 2014

Van natuur die zijn gang gaat en niet van handtekeningen op papier.

                                                                                                                      7 november 2014, Assebroek

Vannacht kon ik niet slapen. Eigenlijk is dat niet abnormaal, aangezien het mijn vervelende gewoonte is, en toch. Om 3.37 uur ging ik even naar het toilet. Ik heb iets met nachtelijke tijdstippen. Meestal onthoud ik die verdomd goed. Nu denk ik dat ik onbewust gevoeld heb hoe je op een halfuur rijden mij aan het sterven was. Dat moet dan wel. Of ik wil het zo in mijn hoofd hebben, dat maakt alles zachter hier. Ook het verdriet.
Ik heb eerst iets van neen geroepen toen het nieuwtje kwam, dat het niet kon. Dat jij moest blijven. Twee weken geleden hadden we dat toch beslist en ook niet, want het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan. Euthanasie op basis van ondragelijk psychisch lijden, ik vind dat een verschrikkelijk woord, maar als het op laatste wensen aankomt, kun je maar beter manieren vinden om door te gaan en dat deden wij. Het zou van mijn fictie bijna realiteit maken en ook niet, maar ergens in mijn hoofd was ik gaan wennen aan het idee, zacht en traag, zoals ik dat het beste doe, al schrijvend ook. Ik had er een punt van gemaakt hoe we nog over het vroeger gingen hebben en alle open vragen. Met zulke verhalen mag een mens niet sterven, zat ik almaar te denken. Dat het donker en onder matten geveegd gedoe uiteindelijk het licht zou zien en jij als mens met iets van vrolijkheid de wereld zou verlaten. Zo had ik het gepland. En dan nu. Dat de dood het moet hebben van plotseling en opeens is me zo vaak gezegd, maar dat kon hier niet kloppen. Dat ik nu denk in termen van tijden terugdraaien en wat als, dat ik met mijn ogen op hemelen zoek naar iets dat jij kan zijn, dat ik hoop dat waar je bent beter was dan hier, dat ik je beter wilde begrijpen zo wie je geworden was door alle tijden te doorlopen en dan met een portie kussen en knuffels het zwart uit je hoofd zou halen en jij daarna met zo’n glimlach en wat zalig zondags geluk zou wegzweven hoger en hoogst. En dan nu.
Als het op trots zijn aankwam, was jij kampioen. Jij, met dat herhaaldelijk heerlijk stoefen en het piëdestalletje voor jou dat met de jaren gestaag ging groeien en hoe ernaast ook een besef kwam van grote verhalen en pijn waarover best gezwegen werd. Jij, die met het tikken van de klok meermaals ging zuchten bij al dat ouder worden, omdat wat jij niet kon controleren dan maar ook beter niet bestond. Jij, die met jouw 85 jaren een gezondheid had waarop vele andere leeftijdsgenoten stikjaloers zouden zijn, maar wat niet perfect ging, was nooit goed genoeg. En dan nu.
Wie zijn eigen euthanasie voor is, moet wel heel vastberaden geweest zijn om dood te gaan, zit ik al even te denken. Zo was jij. Van al die keikopperij heb ik alvast heel wat geërfd. Doodgaan in het holst van de nacht, inslapen dus. Dat klinkt alvast mooier en beter en een oma-achtigere dood dan diegene die gepland was. Van natuur die zijn gang gaat en niet van handtekeningen op papier.
Oma, ik zie je nog zitten aan het raam, met daarbuiten alles van leven en als ik je kamer binnenwandelde, volgde altijd zo’n vrolijk: Oh, Liesje. Ik neem je nu mee in hoofd en hart, vooral in dat laatste dan. Ik vind je straks weer in de woorden en alle stiltes en dan morgen ook opnieuw. Altijd opnieuw.
                                                                                                           

dinsdag 4 november 2014

De vrouw gaf geen kick meer.

Dit weekend zat ik op de trein. Het was vrij rustig en ik kon alle lopende gesprek met groot gemak volgen. Eigenlijk vind ik dat verdomd leuk, zo zitten luisteren en dan in mijn hoofd heel wat vrolijk bij verzinnen. Het hoeft overigens nooit te kloppen. Gelukkig maar, anders zou ik het vast veel minder fijn vinden.

Schuin tegenover mij zat een man en een vrouw. De man zuchtte meermaals. Het waren van die zuchten waarvan hij wilde dat zijn vrouw het duidelijk hoorde. Hij vroeg waar ze in godsnaam waren. Het was zo’n vraag waarop onmogelijk een goed antwoord te geven was. Ergens tussen Brussel en Gent, wist ik. Dat wist die vrouw ook, maar ze zei niks. Hij irriteerde zich aan haar stilte. En dat ging zo een poosje door. Hij zuchtend, de vrouw stil starend voor zich uit. Ze keek naar niks of dat probeerde ze toch te doen. Ergens meende ik wat wanhoop in haar ogen te spotten. Maar dan ook, ik heb iets met verhalen.
Het waren zijn ribben. Dat wist ik ondertussen ook al en ze waren te laat vertrokken uit Brussel. Ik verstond hem, maar voor elke andere niet West-Vlaming was waarschijnlijk al wat onbegrip tussen de wenkbrauwen gekropen. Opeens begon de vrouw aan haar horloge te prutsen. De man weigerde eerst te helpen, deed het daarna toch met wat gemopper en toen dat niet lukte, gooide hij haar wat scheldwoorden toe. De vrouw gaf geen kick meer en verviel in stil starend nietsen.
Ik zat almaar te denken of die twee het in hun woorden nog over liefde hebben, over man en vrouw zijn, over geluk. Ik vroeg me ook af hoe het zover is kunnen komen dat zij het moeten hebben van stiltes en pijnlijke woorden, van kilte en permanent zagen over banaliteiten, van vermoeid vloeken om allerhande absurde redenen.
Met mijn vriendinnen praat ik vaak over de liefde, zoals je dat hoort te doen als jonge twintiger. Ware liefde laat zich niet definiëren, denk ik, al heb ik de slechte gewoonte om te gaan vergelijken, alsof me dat werkelijk ergens zal brengen. Als ik er één iets over weet dan is het wel dat ik zelf niet goed weet, maar wat valt er eigenlijk te weten? Volgens mij gaat het om voelen zo ergens diep waar soms geen woorden zijn. Misschien denkt u nu wel dat ik het heel mooi en romantisch laat klinken hier, maar dan denk ik dat dat liefde in alle grote essentie zou moeten zijn zonder daarbij permanent te verlangen naar roze geuren en maneschijnen en naar grassen die eventueel groener zijn aan de overkant.

Ik wil het over eerlijkheid hebben, jezelf de mooiste vorm van liefde te gunnen, te denken dat dat goed is, te weten dat het keuzes zijn waarbij je woorden als durf en moed nodig zult hebben. Dat zat ik almaar te denken, terwijl mijn ogen rustten op die vrouw in de trein.
Dat het dromerigs en naïef is, zo te durven denken, laat ik mij door weinigen aanpraten, omdat ik vind dat je voor geluk en liefde en alles wat daarbij komt kijken soms beter een rasechte dromer en durver blijft. . Dat denk ik alvast nu en dan morgen denk ik het misschien anders. Misschien niet.

vrijdag 24 oktober 2014

Het is overigens de enige vorm van moeten die er op dat moment is.

Het is vrijdagavond en op één of andere manier maakt dat mij week en nostalgisch om de camino die ondertussen al twee maanden achter mij ligt. Als ik nu terugkijk naar de foto’s, denk ik dat ik gek was. Het te doen, eerder het opnieuw doen van. In mijn gezicht valt iets van leven te zien dat ik eigenlijk misschien te weinig zie als ik hier heel gewoon in België ben. Dan gaat het vervolgens rommelen in mijn hoofd, denk ik verder na, omdat ik dat nu eenmaal altijd doe; hoe dat zou kunnen komen? Zijn daar redenen voor? Ik dacht hetzelfde te denken toen ik terugkwam van Suriname. Dan kan je dat op twee manieren motiveren; ofwel ben ik van de te nostalgische soort dat steeds verlangt naar alles wat voorbij en alhoewel ik dat op bepaalde gebieden en vlakken soms wel eens heb, ben ik ook verdomd blij dat bepaalde dingen voor altijd verleden tijd zijn. Ofwel heb ik de ruimte buiten de comfortzone hard nodig om goed te weten en te voelen wat dat nu allemaal zou kunnen zijn: zo leven zoals ik het wil of zie, zoals ik denk dat bij mij past en dan ook vaststellen dat dat denken vaak afwijkt van alle soorten van verwachtingen rondom mij.
 Dan gok ik toch het laatste eigenlijk. Dan denk ik dat het misschien wel dat is wat een camino met je doet. Het biedt een vorm van perspectief op de meest banale dingen alsof je ze voor de eerste keer werkelijk kunt zien. Het gaat voorbij de schaamte die je hebt en de uitputting die je in een leven kan voelen. Als ik zo’n uitspraken al zou mogen doen. Het schudt wakker wat genegeerd werd en het laat tranen komen die je dacht verwerkt te hebben. En het allergekste is, dat het verdomd goed is zo diep en zo ver te durven gaan. Er is geen ontsnappen aan, geen vervloekte afleiding door telefoons, internet, familie, vrienden, afspraken, tijdstippen, deadlines. Het is dag na dag de meest fysieke inspanning leveren die zich vertaalt in blaren, spierpijn, koppijn, vloeken. En je meeneemt naar grenzen die je net leert kennen en vervolgens keihard overschrijdt. Omdat het niet anders kan. Omdat de weg er is en de kilometers afgelegd moeten worden. Het is overigens de enige vorm van moeten die er op dat moment is, terwijl het haastige Belgische leven doorspekt is met gigantisch veel moeten. Geluk zit daar écht in chocolade en blauwe luchten met opkomende zon. Niets is er vluchtig of morgen dan of ik heb geen zin. Het nu is gevuld met de juiste soort leegte die toelaat te voelen en de onuitgesproken uitnodiging om zonder reden, zomaar, gelukkig of ongelukkig te zijn. En dan opeens lijkt het allemaal te kloppen, zonder dat elke vraag een sluitend antwoord kreeg. 


Het zou bijzonder oneerlijk zijn die levens met elkaar te gaan vergelijken en toch vind ik dat we hier meer onderweg zouden moeten zijn. In de zin van verder durven te staan dan zekerheden en gewoontes, meer te durven zeggen en vragen dan die gewone woorden: alles goed, ja en met jou?, voller te gaan leven in functie van heel gewoon wat is zonder dat vol te proppen met oneindig verlangen. Voor het ooit, waar de dromen van de toekomst stoffig worden onder alle vervlogen vandaags.  Ik bedoel maar, het is aan u. Het leven, de keuzes, de kansen, de mislukkingen. Maar dan ook, ik vind dat. U moet er vooral het uwe van denken. 

dinsdag 21 oktober 2014

Het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan.

Ik ben er vaak als de eersten bij om pleidooien te geven waarin ik geloof dat alles in het leven een keuze is: de liefde, het geluk, het verleden en hoe daar mee om te gaan,… Het is zo onnoemelijk schoon om daar keihard in te geloven en voor te gaan. Het maakt sterk wat zwakker is, laat gevoeligheden toe waar nodig, zorgt voor gewone wonderen en veranderingen in hoofd en hart zonder daar zwaar en serieus aan te werken. Ik zeg het zo graag: zet daar uw tanden in om zo gretig en goed te leven.

Niet alles is altijd een keuze, weet ik nu. Zo zijn er ambetante en soms pijnlijke uitzonderingen en ik ben nu net zo’n mens die dat haat. In taal bijvoorbeeld of snelheidsregels in het verkeer. Ik krijg daar soms kop noch staart aan. Nu denk ik hier met het onweer daarbuiten tussen die vier muren van mijn kamer: cut the crap. Ik vind het verfrissend eerlijk dat te durven zeggen dat genoeg ook eens genoeg is, dat er gerust wat woede mag kruipen in een leven om alle juiste redenen dan, dat je met vrolijke woorden niet altijd het schoon weer kunt maken, dat er dingen zijn die blijven hangen in de kop en na herhaaldelijk afvragen een muur van onbegrip zowat het verste is waar je geraakt. Ik denk: af en toe mag dat eens zo’n dag van godverdomme en verdorie, van onrust en radeloosheid, van stiltes nadat alles gezegd of beslist is, zoals nu. En we dan straks moeten doorgaan op één of andere manier en ik niet weet hoe dat moet, maar er geen andere keuze meer is. Zo gaat het al eens of zoals ik in een verhaal eens zei: ‘Het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan.’

Van deze woorden moet u vooral onthouden dat altijd weten saai is, dat geloven dat het altijd goed komt utopisch mooi, maar soms pijnlijk fout is. Dat we met hoopjes hoop al een heel eind op weg kunnen en soms ook niet. Zoals vandaag, omdat hevig willen soms niet gewoon genoeg is om vrolijk en frivool door te gaan of om überhaupt te leven. Maar dan zijn er ooits en voorbij, van vertraagd terugblikken en hopen dat uit elke verleden tijd gevoeld werd wat nodig was en geleerd is wat kon om beter, intenser en schoner door te gaan. Dat moet dan wel, denk ik, hoop ik. 


zondag 12 oktober 2014

Ik ben gelukkig iemand die heel snel praat.

Ik was gisteren één van de 10 gasten op Pecha Kucha in Brugge. Met een beetje bibber in de benen en het hoofd trok ik er naar toe met mijn stoel, want dat moest op een ‘Bring your own chair edition’ en er is niets zo gezellig als op uw eigen stoel luisteren naar mensen, weet ik nu. De laatste tijd kruipt er ook veel ongewoon en unheimlich toeval in mijn leven, want daar stond ik in de oude gebouwen van mijn huidige werkgever zenuwachtig te wezen. Tot mijn grootste verbazing liep de zaal nokvol met geïnteresseerden. Mensen die het zichzelf gunnen te luisteren naar alle soorten van levens en passies.

Ik vond het ongelofelijk schoon daar in het midden te mogen zijn en dan dat podium te mogen beklimmen. Ik, die stiekem liever schrijver dan prater ben, heb er een zaal toegesproken. Dat moest ik doen aan de hand van twintig foto’s. Per foto had ik twintig seconden. Ik ben gelukkig iemand die heel snel praat en deze keer was dat vast in mijn voordeel. Wekenlang heb ik nagedacht over dé openingszin. Die boenk met de deur in huis vallen verwachting, knaagde ergens aan mij. Ik, die een gewoonte gemaakt heeft van perfectie en daar al lang aan werk om dat ooit eens te verliezen of te verzachten, kwam uiteindelijk met de meest banale zinnen op de proppen.
‘Ik was vroeger een heel gewoon meisje. Ik wilde prinses worden en daarna zangeres, maar ik kan eigenlijk helemaal niet zingen en ik vind lange jurken met te veel tralala een beetje truttig.  Ik heb het altijd verdomd jammer gevonden dat Walt Disney nooit een rock-’n-rollprinses uit zijn hoed getoverd heeft.’
In alle eerlijkheid vond ik rust, de zenuwen vloeiden weg. Ik deed mijn ding, glimlachte en genoot, zoals je dat bij van die once in a life time momenten het beste doet. Ik dacht nog: goh, zie mij hier staan, reflecteerde over afgelopen tijden, zag flitsen verleden opborrelen, was voor even terug in Suriname, herhaalde de camino, zat op een Brussels terras, dronk thee met Diane Broeckhoven. Ik sprak over de schoonheid van verdwalen en verloren lopen, omdat alles altijd weten zo saai is, denk ik. Die 6 minuten en 40 seconden waren gevuld met een intensiteit van wisselende levens, van zo’n andere versie van mezelf die ik pas sinds kort heb durven ontmoeten.

Ik sloot af met een quote, omdat het toch de afsluiter leek die mij als schrijvende mens typeert: ‘What if I fall? Oh, my darling, what if you fly?’
Ik zei nog dat we te vaak uitgaan van dat eerste, uit angst misschien, uit zekerheid, uit comfortzones, uit van alles wat te begrijpen valt als menselijke mens. Dat we eigenlijk zouden moeten gaan voor dat tweede, dat je zoiets niet moet verdienen, maar moet doen, zomaar, omdat het kan. En bij deze, wil ik u hier ook warm maken voor dat tweede, zomaar, om op microniveau werelden te redden, voor wie gelooft dat dat kan. Wat zo met z'n velen hevig geloven dat het mogelijk is, moet alvast iets betekenen, denk ik hoopvol samen met Jess. 





woensdag 8 oktober 2014

Laat ik alvast niet besparen op mijn aantal woorden.

Samengevat kun je stellen dat wij op van alles zullen moeten besparen in de toekomst: op onderwijs, op cultuur, op elektriciteit om stroompannes tegen te gaan, op provinciale instellingen,… Dat doen we gezamenlijk zuchtend of net niet.

Tussen al dat besparen door dacht ik: laat ik alvast niet besparen op mijn aantal woorden, laat ik daarin zoeken en zijn, zweverig en hoog, gewoon zomaar, omdat ik erin beter verteld krijg wat ik denk, voel, doe en ben. Laten we ook niet besparen op die ik zie je graagjes, op knuffels en kussen, op kopjes koffie en thee bij gezellige babbels met af en toe een koekje of speculaasje, zoals je verkiest, op hartjes onder de riem om alle soorten redenen, op glimlachende ja’s, op gemeende nee’s, op zomaar dagdromen en jeugdig verliefd zijn, op aanstekelijk enthousiasme, op chocolade, op vrolijke complimentjes, op prikkelende poëzie, op lazy Sundays, op vreugdedansjes en –sprongen, op warmte en hartelijkheid, op wederzijds respect, op sofamomenten met huisdieren, op familie en vrienden, op hé het is okés, op vandaag nietsen, op YOLO’s, op omg’s, op cheers to life’s, op ochtendzonnen en blauwe luchten, op ontbijt op bed, op moed, op cocoonen.


Laten we niet besparen op wat ons zo ons maakt, op durven kiezen, op hoop die doet leven en omgekeerd, op onderweg zijn, op fouten, op tranen. Dat is zowat alles en niets, veel en weinig. Dat kan misschien tellen voor wie daarin wil geloven, voor wie voelt dat het waar is, voor wie naast cijfers voor leven kiest, voor wie ruimte geeft aan zichzelf en het zo veel en zo vlug. Dan denk ik ja daarin valt vast wat gewoon geluk te verzamelen. Ik wil maar zeggen: gun het uzelf, zomaar, dat is meer dan reden genoeg. 

woensdag 1 oktober 2014

Vroeger waren ze vast experts in dat harde leven doen.

Blij word ik niet van die cijfers in de krant. ‘Bang, neerslachtig, depressief, één Belg op drie heeft psychische problemen’ En zo heeft ook 13,2% van de vrouwen last van hoofdpijn, dubbel zoveel als mannen. 20% lijdt aan lage rugproblemen, 20% heeft artrose, 1,9% van de Belgen heeft kanker, 8% een eetstoornis.

Eigenlijk had ik niet veel cijfers nodig om te weten hoe niet goed het ging. Ik kon wel even rondom mij kijken en dan hetzelfde vaststellen. Of toch ongeveer. Ik zie die dingen, denk ik beter dan iemand anders, omdat ik vaak zwijgend observeer en daarna ook iets durf te voelen in de zin van: shit, we zijn precies niet goed bezig. Af en toe wil ik dat eens roepen hier. Hopend dat iemand ooit zal luisteren.
Het artikel legt vooral de nadruk op de stijging van de psychische problemen bij jongen mensen. Volgens één de professoren mogen we daarbij niet vergeten hoe groot en zwaar de economische crisis daarbij kan zijn. Die onzekerheid die ze meebrengt, terwijl wij tussen al ons geperfectioneer liever houvast hebben, zekerheden tussen die flarden van besparingen en werkeloosheid. We willen daarenboven ook nog vaak de beste, leukste, liefste, mooiste, enthousiaste mens zijn die er bestaat. Vaak vergeten we ook waarom we dat doen, maar zijn gaan wennen aan het doen en dus doen we maar gezapig door. We hebben geleerd dat het eerst goed moet zijn voor anderen, dat er straks wel geluk te rapen valt ergens, ooit dat moet wel na dit alles, dat zwijgen beter is dan praten, dat altijd doorgaan vast gemakkelijker moet zijn dan even stilstaan en voelen.
Heel onbewust en ongewild, beetje bij beetje, af en toe, en soms ook niet, slepen wij wat last mee. Daarna nog meer. En meest. Tot het een gewoonte wordt en wij dan maar zeggen: ‘op uw tanden bijten moet je doen en je hebt sterke tanden. Mijn oma zegt dat soms. Ik moet daar meestal om glimlachen. Vroeger waren ze vast experts in dat harde leven doen.
Tijdens het lezen van dit artikel moet ik almaar denken dat het waar is. Dat wij jonge mensen met een ongelofelijk teveel door het leven huppelen en dan denken dat het altijd goed komt. Meestal. Dat dat teveel stiekem een leegte is die wij dan maar nodeloos vullen met alles en niets. Dat wij pijntjes weglachen en grote verhalen negeren, zeker die van vroeger, daar in de donkere plekken van een hoofd. Dat wij op sociale media levens hebben die mooi en fotoachtig goed zijn en dan opgelucht met die illusies leven, alsof dat ook bijna echt leven is.


‘Een alarmsignaal’, noemt Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen dit. En dat is. Ik zou van mijn woorden bellen willen maken om ze voor u te luiden. Dat wij misschien heel even tussen zoveel leven dat soms aanvoelt als overleven, wat tijd mogen maken om te zuchten zomaar omdat het mag, om stil te vallen zomaar omdat dat nodig is, dat wij niet denken dat alles in een leven verdiend moet worden, dat wij durven te weten dat het geluk soms heel gewoon ligt in het met en bij uzelf durven te zijn. In die eerlijkheid en moed om dan af en toe te zeggen: ‘bon, nu even niet. Ik wil mezelf vandaag een heel klein beetje redden.'

donderdag 25 september 2014

Neem het niet!

Ik weet niet hoe jij deze morgen bent opgestaan. Meestal doe ik dat met mijn krant. En een kop koffie. Gezelligheid bij treurige woorden. Dat kan nog net werken. Vanaf woensdag ben ik werkmens en vallen de eerste Belgische bommen op ISIS. Die twee hebben eigenlijk niets met elkaar te maken, behalve dan dat 1 oktober op heel verschillende niveaus levens zal veranderen.
De nakende oorlog op ISIS zal ons iedere zo’n 170.000 euro kosten per dag. Momenteel wordt het bedrag geschat op een goede 15 miljoen euro, maar zoals dat wel vaker met geschatte bedragen gaat zal dat hoger liggen. Dat brengt mij een pagina verder in de krant waar de besparingen netjes staan opgelijst. Hallucinante bedragen waarbij je wenkbrauwen gaan fronsen en daarna even diep zucht. Het onderwijs zal 39,5 miljoen euro moeten besparen. Daardoor komen bijvoorbeeld noodzakelijke verbouwingen in het gedrang of zal bespaard worden op verwarming en verlichting. Hoort u het ook in Keulen donderen?  Of zal ik zeggen in ISIS?
De VRT moet het met 22 miljoen euro minder stellen. Dat bedrag ligt zo’n 7 miljoen euro hoger dan verwacht en zal leiden tot minder programma’s en meer herhalingen. Onze cultuur moet 32 miljoen besparen. Het grootste slachtoffer lijkt hier het lokale jeugdbeleid te zijn, maar volgens Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz (Open VLD) zal het de levensvatbaarheid van de initiatieven niet aantasten. En wat denkt hij te doen met de levensvatbaarheid van een samenleving waar net de rol van cultuur als verdichter en katalysator zo onnoemelijk belangrijk is?
Onze regering lijkt in cijfers een betere samenleving te zien en denkt dat een evenwichtige begroting de sleutel tot succes is. Dat zij dat op de kap doen van leerlingen, studenten, starters, alle soorten van creatievelingen en makers die de toekomst eigenlijk in essentie kleuren, lijkt volledig aan hen voorbij te gaan. Zij denken wel geld te hebben voor bommen in een oorlog dat eigenlijk niet de onze is. Zij zijn zich bewust dat door die bommen de eigen veiligheid in gevaar komt. Zij houden zich krampachtig vast aan cijfers en procenten en vergeten ondertussen te kijken naar wat er in een samenleving aan het gebeuren is.  Neem het niet, beter dan Stéphane Hessel zal ik het niet kunnen zeggen.
Ik hoop dat de regering beseft dat elke beslissing die zij neemt een keuze is geweest en geen noodzaak en dat zij straks wanneer de bommen vallen, het onderwijs puffend vooruit moet, de VRT moet goochelen met beperkte middelen, zij kiest voor een België van hard boven hart, dat zij een samenleving van verschillen tot stand brengt, dat zij van collectief zuchten om belastingen en politiek een gewoonte heeft gemaakt, dat zij elke vorm van geluk en leven gereduceerd heeft tot een cijfer. En dan wens ik u, zoals Stéphane Hessel in zijn Neem het niet (wat u trouwens dringend op uw to-readlijst moet zetten), het volgende toe: “Ik wens u allen, gezamenlijk en individueel, toe dat u een motief hebt om verontwaardigd te zijn.”

vrijdag 19 september 2014

Bij gebrek aan antwoorden ging ik soms sneller wandelen.

Feit van de week: verwelkom een volwassenleven. Het bibberend bang zijn heeft plaatsgemaakt voor volbloed ambitie. Ik geef toe dat ik het leven als werkzoekende al beu was. Na twee weken leek ik een krak te zijn in sollicitatiebrieven schrijven, mijn tekst te voorzien van de nodige poëzie, vacatures opsnorren etc. Het wachten en ondertussen weinig doen, is geen leven voor een mens als ik. De schrijfsels bleven aan de kant liggen. De muizenissen slopen opnieuw onopgemerkt in het hoofd. Af en toe vloekte ik dan eens in alle stilte en ging gewoon maar door zoals wij, mensen, dat meestal doen.

Dan was er opeens geheel onverwachts het allereerste sollicitatiegesprek. Ik die liever schrijver dan prater ben, moest het daar gaan uitleggen. Ter voorbereiding had ik de laatste dagen af en toe in de spiegel tegen mezelf gepraat, kocht ik een nieuwe outfit en knutselde ik een artistiek portfolio bijeen. Ik uit zenuwen het best in alle soorten van enthousiasme en kan dat zo meestal bijzonder goed verstoppen.
En dan doe je dat gewoon. Glimlachen, grote gebaren en knikken. De stress was in mijn eerste zinnen gekropen en in de rode plekken in mijn nek. Op het einde bedankte ik hen en wandelde weg. De volgende dag zat er al goed nieuws op mail. Vroeger dan gepland. Ik ben namelijk ook zo’n soort mens dat nu in haast en spoed nog een rijbewijs moet zien te halen en de daar bijbehorende autofobie voor moet overwinnen. Het studentenleven heb ik met pijn in het hart vaarwel gezegd. Ik trek straks glimlachend nog eens naar mijn dak en mijn fantastische buurman die het dit jaar moet stellen met een andere, laat ik er maar vanuit gaan, minder toffe buurvrouw. Van mijn Brussel dat ik tijdelijk ruil voor een Brugge. Dat het ondertussen ook rommelt in al wat altijd vertrouwd en dichtbij is, dat ik denk dat fictie en realiteit soms te veel met elkaar te maken hebben, maakt van de afgelopen week een helse afwisseling van geluk en verdriet.
Eén maand geleden bevond ik me nog op 22 kilometer van het langverwachte Santiago en was ik al 400 km onderweg geweest. Ik had dagen achter de rug van denken en afzien, van leeg zijn en dat zo willen houden, van niets weten en denken dat het goed is, van tranen die er zomaar waren. Ik heb vaak gedacht: wat moet ik allemaal doen in mijn leven? Bij gebrek aan antwoorden ging ik soms sneller wandelen tot ergernis van mijn caminopartner, vloekte ik hardop of wentelde mezelf in stilte.


Ergens denk ik nu dat dit alles geen toeval is, dat de caminospirit in mijn hoofd en hart is gaan wonen, dat ik er een mooier mens van geworden ben, dat ik mag genieten van verdiend geluk, dat er uiteindelijk weinig te weten, maar veel te voelen valt en dat ik de moeilijkste caminovraag ingewisseld heb voor dit: wat moet ik allemaal voelen in mijn leven? 

zaterdag 6 september 2014

Sorry Brugge, genoeg is ook echt genoeg.


Al een tijdje is mijn ochtendkrant verrijkt met triestig nieuws over mijn schone stad, Brugge. Zo vielen in de aflopen maanden meer slachtoffers van zinloos geweld dan ik in mijn drieëntwintig Brugs bestaan kan herinneren. Na Mikey Peeters (19), die begin juni met een mes tot de verkeerde soort dood veroordeeld werd, viel genadeloos een tweede slachtoffer, Leslie Maes. Twee mannen trapten Leslie tot hij erbij neerviel. De politie liet beiden daarna onmiddellijk vrij. Ze verklaarden later dat er te weinig elementen waren om de mannen effectief aan te houden. En dat terwijl op het internet een filmpje circuleerde dat een buurtbewoonster gemaakt had. De man blijft nu achter met een schedelbreuk en een portie ontgoocheling en ontnuchtering. Dat laatste deelt hij alvast met vele andere Bruggelingen. Het collectief zuchten heeft alvast iets opgeleverd, want het parket zal de zaak nu toch verder onderzoeken. Zucht.

Naast zinloos geweld bood de stad de afgelopen week ook het hoofd aan een compleet andere kwestie. In de Brugse Reien zwom onverwachts een zwarte zwaan tussen witte soortgenoten. Het deed onmiddellijk denken aan het prachtige sprookje ‘Lelijke eendje’ en Bruggelingen doopten de zwaan spontaan tot Burilda Lanchals. Een warme welkom dus voor Burilda die niet veel later al een eigen fanpagina kreeg op Facebook ‘Zwarte zwaan moet blijven in Brugge’. Het stadsbestuur had immers geen oren voor die oprechte oproep van het volk. Uit traditie moest Burilda Lanchals onmiddellijk verdwijnen. Met een motorboot wilden stadsarbeiders deze zwaan vangen, maar die actie liep uiteindelijk in het water. Na een klopjacht crashte het motorbootje tegen een muur en dropen ze verslagen af. Nu blijkt een tweede zwarte zwaan op weg te zijn naar de Reien, maar niemand is nog bereid commentaar te geven. We hebben er genoeg van, verklaart Philip Pierins, schepen van Groen, in het Nieuwsblad.

Verder viel de vraag van staatssecretaris Melchior Wathelet (CDH) om de kerstverlichting dit jaar uit te doen om het gevreesde stroomtekort gedeeltelijk op te vangen ook in dovemans oren. Brugge gaat zelf verder en pakt uit met het grootste verlichte reuzenrad van Europa. Zo’n zestig meter hoog. Schepen Annick Lambrecht (SP.A) wil niet meedoen aan doemdenken en vergeet daarbij dat op 20 km van Brugge zones zes liggen, zoals Aalter en Maldegem, waar als eersten het licht dreigt uit te gaan. Alles voor de gezelligheid, gaat ze verder en zo worden woorden als solidariteit en barmhartigheid waar het in de kerstperiode echt op aankomt, schaamteloos vergeten.


Samen met u, Philip Pierins, heb ik er ook genoeg van. De opeenstapeling van sombere nieuwtjes zorgt niet alleen voor een fikse deuk in het imago van de stad, maar ook in mijn trots als Bruggeling. Ik hoop er samen met het stadsbestuur en alle mensen snel het hart voor Brugge terug te vinden waarnaar geluisterd kan worden als het op toekomstige maatschappelijke kwesties aankomt. Dat we naast logica en tradities ook een beroep durven te doen op ons gezond verstand, dat wij allen niet vergeten dat we gewoon mensen zijn, bewoners van een fantastische stad en dat wij kunnen kiezen voor een gezellig Brugge dat we niet hoeven te meten in hoeveelheid kerstverlichting of aantal witte zwanen in de Reien. 

zondag 31 augustus 2014

Tot driemaal toe heeft ze mijn naam gevraagd.

Ik maakte gisteren toevallig kennis met een heel fijne dame, Sylvia Konior. Misschien gaan bij sommigen nu al wat belletjes rinkelen. Ze had bloemetjesoorbellen aan en een groene bloem in het haar. Het was haar handelsmerk, zei ze glimlachend en overtuigd. Ze hield wel van wat overvloed, van ik draag wat ik wil en denk jij dan maar wat jij wilt. Ik dacht onmiddellijk dat het goed zou komen. Tot driemaal toe heeft ze mijn naam gevraagd en vertelde me erbij dat ze het toch zou vergeten. Ze zei het me zo spontaan dat ik het haar onmiddellijk vergaf.
Ik speurde in haar wat West-Vlaanderen op. Geen rasecht West-Vlaams, maar heel af en toe kroop het wel in de toon van haar woorden. Dat kan al eens gebeuren als je er al 17 jaar woont waarvan 8 jaar in Ruislede. Eén straat van 900 mensen, dat was haar West-Vlaanderen in een notendop. Af en toe valt er niet meer over te vertellen.
We dronken samen koffie. Zij een latte, ik zwart. We bevonden ons in zo’n omgeving waarover er al eens gemakkelijker over het leven wordt gepraat. Zij was een vreemde die met groot nonchalance de plooien in mijn hoofd leek glad te strijken. Zeven jaar is zijn nu al kunstfotografe. ‘Het leven is al saai. Laten we het niet nog saaier maken door dingen te doen die we niet willen.’ Zo ongeveer moet zij beslist hebben om een carrièreswitch te maken van de biochemie naar fotografie. Met succes leek me. Ze deed aan passiepraat. In haar taal waren beelden gekropen. Ze wil het onder andere over vrouwen hebben en over schoonheid in de zin van: doe toch eens normaal. Waarna ze me retorisch vroeg: maarja, ’t is toch waar. Ik knikte. Af en toe gniffelde ze kinderachtig schattig en voelde zij zich nog het kleine stoute meisje dat jaren later via de lens beelden vast kan leggen die iets kunnen raken bij toeschouwers.
Na een twee uur besloot zij weg te gaan. Ik bedankte haar voor de koffie en zoveel andere dingen tegelijkertijd. ‘Met u zal dat wel goed komen,’ herhaalde ze nog. Op het einde leek ze zelfs van plan mijn naam te onthouden.
Op haar site kunt u het volgende lezen: ‘Alles kan en veel is mogelijk.’
Met die woorden gaf ze mij onbewust een nieuw motto voor het straks dat eigenlijk al nu geworden is, voor het vinden van een job en voor het doen van mijn ding (D!NG), voor de enige zekerheid die ik momenteel heb: mijn dromen, voor de één september die ik als mens met een lerarendiploma oversla en voor mijn wakkere camino-blues.
Bij deze, surft u even snel naar: http://www.konior.be/nl/en ontdek daar wat er allemaal te bekijken, te voelen en te leven valt! 

maandag 25 augustus 2014

Af en toe doe je geen camino, maar ben je de camino.

De laatste beetjes weg. De kathedraal zagen wij al een uur voordien. De stad gaf weinig van zichzelf prijs. Ik heb me er wel degelijk opnieuw aan gestoord. We telden uren in kilometers en omgekeerd. Alles onderweg is eenvoud. We hebben de tijd en onszelf vertraagd. Dat kan, weet ik nu. Wij wandelden in stilte naast elkaar zoals we dat meestal gedaan hebben in de ontwakende ochtenden. We hebben geleerd te luisteren naar hoe nacht en dag in elkaar overgaan. Schoonheid heeft ook haar geluid.
Af en toe zuchtte ik uit vermoeidheid, uit pijn, uit het verlangen toe te komen en uit het onvermogen los te laten en beslissingen te nemen. Het moet rond 11 uur geweest zijn toen we aan de laatste rechte lijn begonnen. Eigenlijk deed het er niet meer toe. De eerste zon was er. We hebben ze dagelijks gegroet met een glimlach, zoals je dat doet in een gedicht. Op de camino heb je ongelofelijk veel aan poëzie.
Ik werd met elke stap groter dan de pijn. De laatste meters prikten de tranen al in mijn ogen. Nooit was ik zo klaar om voluit te huilen. Ergens hoorde ik het geluid van een doedelzak. Het plein werd tijdelijk bewoond door mensen, gearriveerde pelgrims. Je zag de last zo van hun schouders vallen. Mijn ogen raakten de kathedraal aan. Tranen van geluk zijn mooi. Ze tonen hoe echt het allemaal is. We zeiden niks meer. Soms valt er weinig met verdriet te doen, behalve eens goed te huilen. Anderen namen ons in de armen. Er volgden proficiats en enjoy. Ik heb de lucht een aantal Oh my gods geschonken en een glimlach. Dat ook. Het eindpunt was bereikt. Na zolang onderweg zijn, was aankomen buitengewoon fantastisch. Vooral als dat dan voelde als thuiskomen.
Een halfuur lang hebben we er gezeten. Lachend, huilend en alle varianten daarop. Zomaar, omdat het verder geen belang had hoe wij aan geluk deden.
Af en toe doe je geen camino, maar ben je de camino. Iedereen en alles is anders onderweg. Lourdes, een Spaanse jonge vrouw, had me dat gezegd. Zij leek te begrijpen waarop het in het leven allemaal aankwam. Met een gemak, maar zo oprecht. Ik hield ervan om naar haar te luisteren.


Na de zoveelste ontmoeting en het daarmee gepaarde afscheid zei iemand me: ‘Have a good life’. Ik zag de zin uit zijn mond rollen en wilde hem instant omhelzen. Nooit had ik zoveel tegelijkertijd begrepen en ergens in mijn hoofd zat een beetje Jason Mraz: ‘If you do it right you love were you are. Just know wherever you go. You can always come home.’


zaterdag 19 juli 2014

Het laat zomaar verdwijnen wat gezien moet worden

Gisteren werd ik treinzittend geraakt door de vallende avond, zo wanneer dag en nacht kleurrijk in elkaar overgaan. Ik kan daar van houden. De wereld en haar mensen waren allemaal in zomers zwoele sferen van kleine gelukjes en glimlachen. Ik liet mijn ogen op de wolken rusten en hoopte hevig dat er naast mij meer mensen waren die van dit natuurlijk schoons konden genieten en die weten dat er veel blind valt te wezen als het op leven aankomt.

Ik had de volledige treinwagon voor mezelf en vond het fijn zo kijkend alleen te zijn, omdat ik geloof dat er op en in plekken van eenzaamheid zoveel te voelen valt als je dat wilt. Ik zoek het liever nu en dan eens op dan het tevergeefs te ontlopen, want het maakt meer lelijk dan mooi en schuift pijn onder matten en in donkere hoeken van gewetens en harten. Het laat zomaar verdwijnen wat gezien moet worden. We denken veel te hebben aan gemiddeld gelukkig en ongelukkig zijn. Wel denkt u dan nog eens opnieuw.
In dit alles, dwaalden mijn gedachten af naar de Gazastrook en de mensen die er het leven laten voor zoveel verkeerde redenen, die van oorlog een norm hebben gemaakt voor overleven en leven en die onwetend zijn over elk stukje toekomst en ik soms denk hoe zij zo leven zonder zekerheden elke dag. Vele kilometers verder maakte een passagiersvliegtuig een fatale botsing met het aardoppervlak. In de ravage van brokstukken lagen onschuldige mensen die er gestorven waren voor een niemandslandoorlog waar verantwoordelijkheden doorgeschoven worden van de één naar de andere en er woorden uit monden rollen: ‘Als daar vrede was geweest…’  


Ik hoop dat nu het zomert in de stad en ons leven wij niet vergeten wat daar allemaal gebeurt, dat wij ogen openen en durven te vooroordelen en handen uitsteken en hopen dat iemand ze grijpt en begrijpt. Dat wij durven te weten wat in dit leven gevoeld en gezien kan worden om tot volle verandering te komen. Dat u geraakt kunt worden door het leven in haar schoonste en lelijkste vormen. Ergens tussen dat zalig zomers zijn ogen en gedachten laten rusten op wolken, op het hart en hoofd, op de tijd, op alle slachtoffers. Laten we daar alvast nu mee beginnen, denk ik dan. 

vrijdag 27 juni 2014

In uw neus zit ook wiskunde.

Ik las daarnet het zoveelste artikel online waarin stond dat het geheim van vrouwelijke schoonheid een kwestie is van de juiste neus. Het resultaat van een onderzoek verklaart dat de perfecte neus 106 graden gepositioneerd moet zijn en benadrukt overigens dat het de eerste keer is dat de draaiing van de neus gebruikt wordt om schoonheid te bepalen. In uw neus zit ook wiskunde, wie had dat ooit gedacht? Gelukkigen op deze wereld met de perfecte neus zijn o.a. Scarlett Johansson en Jessica Biel.  
Schoonheid wordt zonder meer al te vak een tak van wetenschap en logica, van het hoofd zonder hart. We denken het te kunnen grijpen en begrijpen. We hebben er een gewoonte van gemaakt om op alles een cijfer te plakken, omdat die toch een garantie biedt op gecontroleerd geluk. Zo’n geluk dat overigens leefbaar is, dat tijdelijk dolgelukkig maakt, dat aanwijsbaar en bewijsbaar is, dat vergelijkingen van appelen met peren schaamteloos toelaat. Zo’n geluk waarin velen hun toevlucht nemen en hun wereld verkleinen tot een allegaartje van eenzame getallen. Ik heb mezelf er ook op betrapt op dat te vermoeiende meten aan alle soorten van idealismen.
Nu de zomer opnieuw door onze levens waait, is schoonheid altijd directer aanwezig. De vrouwenmagazines hebben het u waarschijnlijk wel verteld hoe je bikiniproof kon worden in vier of soms maar twee weken tijd met strikte tips en tabellen. Volhouden en doen en weinig denken. Zo moet dat dan maar. Voor de zomer en dat lijf, voor tijdelijke schoonheid, te vaak voor het kritische oog van anderen en te weinig voor jezelf. Met een neus die een draaiing van 106 graden nodig heeft. Ogen die je het beste schminkt naargelang de vorm ervan, kleren die je schikt naar haarkleur,
Op het einde van dit lijstje zou volgens de magazines, wetenschappen en vele boeken schoonheid moeten zitten. Perfectie, als het even allemaal kan.
Soms denk ik dan eens dat op het einde van zo’n lijstje niets anders zit dan een grootste vorm van ongeluk, van teleurstelling, van gebukt in schaduwen lopen omdat die idealen niet dichterbij gekomen zijn, van tranen die rollen zonder echt te snappen waarom ze er zijn, van almaar vermoeid proberen anders te zijn.

Er lijkt iets niet te kloppen. Cut the crap. Geef schoonheid in dit leven gewoon een stoel. Laat het thuiskomen. Laat het aanwezig zijn in spontaan glimlachen. Maak het los van het te overheersende cijfergeluk en durf te leven. Durft te weten dat perfectie zo’n afschuwelijk begrip is en het daarna te verbannen uit een leven en durf vooral te denken dat in schoonheid geen wiskunde moet zitten. Nooit.


maandag 23 juni 2014

Dat wat blijft.


Er valt veel te missen, weet ik. Misschien nog het meest de mensen die me omringd hebben met hun gekke hoofden en ideeën, met het soort leven waarin rijkdom een schonere connotatie heeft, met hun ikjes die ook willen maken en allen evenveel twijfelend zijn.

 Ik zeg je dat het goed is
nu we vallen en niet opstaan
ik wil blijven liggen
in het te zondagse verlangen
dingen uit te stellen

Ik zeg je dat een blauwe lucht
mooier is zonder wolken
omdat dan werkelijk alles
te zien valt
ook de hemel
en haar fouten

Ik zeg je dat er weinig
te weten valt
als het op leven aankomt
en ik maar wat doe
hopend dat er aan de zijlijn van
geluk veel te leren valt
om dan weer door te gaan

Ik zeg je dat het niet hoeft
altijd gelukkig te zijn als het
je dat niet bent
terwijl ik de plooien
in je hoofd probeer glad
te strijken zoekend naar
de gaten in de tijd
en de grijze zones in de taal

Ik zeg je: zwijg met mij
dat we overigens beter weten
dan alle woorden die we spreken
dat er meer te verzamelen valt
dan enkel geld op deze wereld

dat wat blijft
zal thuiskomen
en het misschien wel
alles is waaruit
iets te leren valt

woensdag 18 juni 2014

Dakdromen

Ik doe de laatste tijd wel vaker aan 'dakdromen'. Het is niet alleen mijn favoriete bezigheid, maar ook mijn mooiste werkwoord geworden. De pen vloeit op deze hoogte vaak beter, omdat het leven hier 'onthaast' wordt en dan denk ik altijd: ik ga het zoveel missen dat ik misschien wel blijf.


Dakdromen

de avondlucht is te onpoëtisch om echt
schoon te zijn
we zien er olifanten in en discuswerpers
met geamputeerde armen
we doen aan kinderlijke geestigheid
met een gemak dat enkel te snappen valt
op dit dak waar de hemel altijd
zonder sterren is

met de nacht valt ook de stilte
we liggen wat te staren naar
dat alles boven ons hoofd en
fantaseren woorden bijeen
over alle filosofische verschillen tussen
oogleden en ooglappen
piloten en stewardessen
met wat rosé in de hand vinden we
politieke oplossingen uit en geloven
we dat we wereldverbeteraars zijn van
de allerbeste soort

in dat hoofd van ons huist niet
meer dan een samenraapsel van broze dromen
daartussen kruipt de passie
voor dit leven en de kunst
voor de film en het woord
voor alles dat werkelijk mooi kan zijn
omdat we geleerd hebben 
in alle architecturale lelijkheid
anders te gaan kijken
en we dat ook kunnen

op dit dak dat een plek werd
van grote ontmoetingen
tussen hoofd en hart
en van alledaags geluk
dat nergens aan te meten valt
behalve aan
het huidige ogen-blik






maandag 16 juni 2014

Onderweg gebeuren wonderen weet ik nu.



Ik zat daarnet mijmerend op het dak met ogen die rustten op het fantastische Brussel. Naast me was een meisje met een waterballon aan het spelen. Ze leek zich niet te storen aan het te haastig leven en lachte gretig. Zij deed aan klein geluk en ik moest er liefelijk om glimlachen. Ik gooide haar een zwaaihandje toe waarna ze me vriendelijk ‘Bonjour’ groette. Op de achtergrond hoorde ik Thé Lau zingen dat de wereld van iedereen is en iedereen van de wereld is en ik dacht dat het eigenlijk allemaal zo waar is dat het diep vanbinnen week en wakker maakt.

Ik studeer straks af en heb bijzonder weinig plannen, maar heel veel dromen. Dat kan een mens als eens onrustig maken en dan ga je maar even op het dak zitten hopend dat er een vorm van helderheid in je hoofd kruipt.
Het enige dat ik zowat zeker weet, is dat ik deze zomer opnieuw pelgrim word en ga wandelen op die camino. Ik was het al eens in de zomer van 2009, omdat het leven niet echt liep zoals ik dat wilde en weggaan dan altijd handig lijkt zonder het vluchten te noemen, maar dat was het toch in zeker opzicht. Onderweg gebeuren wonderen weet ik nu. Met een blaadje vragen in mijn hand moest ik een gesprekspartner zoeken. Ik vind zulke opdrachten meestal belachelijk, maar koos iemand uit die het waarschijnlijk al even belachelijk vond als ik. Ik las de eerste vraag hardop voor: Wat is het grootste pijnpunt in je leven? Zij vertelde alle woorden, zoals je dat misschien het beste doet met een wildvreemde, lachte en nodigde me uit hetzelfde te doen. Ik die de woordeloze littekens net genoeg genegeerd had om werkelijk te geloven dat ze echt verdwenen waren, haperde even in alle twijfels om daarna voluit in mijn hoofd te zoeken naar wat verhaal. Vijf jaar later is zij nog steeds die vriendin waarmee ik graag zwijg en praat. Af en toe verdwijnen wij eens in grote zottigheden en tatoeëren wij schelpen op onze voet als ode aan de weg en de vriendschap en rijgen we het ene levensmotto aan het andere als buffer tegen onrust en onzekerheid.
Eigenlijk vind ik angst een slechte raadgever, maar bij het grote straks ga ik toch een beetje bibberen, omdat ik te vaak verloren loop in alle vormen van verwachtingen, omdat ik sinds mijn terugkomst uit Suriname steeds op zoek ben gegaan naar die mooiste versie van mezelf hier en ik almaar het gevoel heb dat ik dat heb achtergelaten daar aan de andere kant van de oceaan, omdat ik me soms afvraag hoelang onderweg zijn duurt en of die weg dan wel de juiste is, omdat ik denk dat allerlei vormen van zoekend zuchten om de liefde of verdriet misschien af en toe ook moet kunnen zonder daarbij te vervallen in goedkoop zelfmedelijden.

Stiekem valt veel te leren van mijn buurmeisje dat met haar ogen op hetzelfde Brussel open lachte en al wist dat iedereen van de wereld is en de wereld van iedereen. Of van mijn beste vriendin die moeiteloos bewees dat je onderweg ook kunt thuiskomen en dat er geen mooiere bestemming bestaat dan die in en bij jezelf en alle leegtes in het hart en hoofd.