Jos lust
geen soep. Verder lust hij ook geen verdriet, wegens zijn moeilijke vertering.
Die excuses staan hem wel. Elke dag
wandelt hij het blokje om en groeit daarbij een centimeter of tien als de zon
schijnt. Zijn blik is altijd overal, maar nooit hier. Net zoals zijn gedachten.
Op
vrijdagavond drinkt hij bier op café met zijn vrienden. Hij is bijzonder goed
in koetjes en kalfjes en soms zelfs in minder. Wat hij dan vertelt, wordt
altijd onder voorbehoud vergeten. Dat hij bijvoorbeeld niet verliefd kan
worden, behalve op Lily die niet bestaat. Dat ze niet bestaat is voornamelijk bijzaak.
Ze heeft wel blonde krullen en amandelvormige ogen zo blauw als een wolkeloze
hemel met vogels in en ze kent onder andere ook Chinees. Dat ze vloeiend
spreekt als ze met stokjes eet. Dat doet ze nooit. Kussen hebben ze ook nog
niet gedaan. Hoofdzakelijk omdat ze niet bestaat en verder ook omdat hij dat toch
niet zou durven.
Durven is
een werkwoord dat Jos moeilijk vindt. Persoonlijk houdt hij meer van moeten,
omdat je dan niets hoeft te kiezen. En leven zonder keuzes is eigenlijk alleen
maar rechtdoor lopen met gesloten ogen en af en toe wachten wanneer dat gezegd
wordt. Voor de rest valt er weinig te weten over Jos. Dat hij zes dagen geen
naam had, omdat zijn ouders eindeloos ruzie maakten en daar nooit meer mee
gestopt zijn. Dat hij zijn leeftijd telt in herinneringen en daarom zo weinig
mogelijk doet, omdat hij nooit ouder wil worden dan elf. Dat richtlijnen
bepaalde lijnen zijn die je naar geluk kunnen leiden, maar op papier kun je ze
niet tekenen en eigenlijk ook nooit zien, alleen maar voelen. En dat kan Jos
bijvoorbeeld niet zo goed. Dat alles verder een dubbeltje op zijn kant is, dat
hij draait met de wind. Het liefst waait hij gewoon mee. Want alle ongeluk begint bij breken, weet hij.