woensdag 11 november 2015

Het meisje dat ballet deed en van lenigheid haar hart vergroot had.

Alsof alles altijd alsof is en je dus de ene dag een paard van goud hebt, of twee. Ze staan in de wei te grazen. Ze kijken en zien jou mislukken. Je blaast ballonnen op die ontploffen. En daarna ben je tweeëntachtig en weet je niets meer, alleen dat er oorlog was en jij plat op je buik lag in het zand. De bommen sloegen geen ramen in, maar levens en ze vielen. Je hebt er vijf van opgevangen. Dat van je moeder in de eerste plaats, opdat ze eindelijk eens gelukkig zou zijn. Dat werd ze niet.

Dan was de dag een bos op zondag en je liep hand in hand met jezelf van horen zeggen. Het meisje dat ballet deed en van lenigheid haar hart vergroot had en er mensen in stopte die er niet hoorden. Anderen die opeens verdwenen en dingen achterlieten, als een blad waarop geschreven stond: ik moest je nog zoveel zeggen, maar ben het nu vergeten. En je de ‘nu’ uit die zin hebt uitgegomd omdat in die witruimte dan de woorden zouden kunnen vallen die ze niet gezegd kregen.

Soms ben je vijfentwintig en heb je almaar het verkeerde hoofd gedragen als een plastic tasje dat je steeds weer ergens vergeet en de kamers ruiken naar appels, alsof daar bomen groeiden waarin je klom om sterren te tellen toen je dat eigenlijk nog niet kon. Maar je hebt ze op je huid gezet en ze blonken.


Mensen van alsof vertellen geen verhalen, ze weten  al van alles. Dat hoe je staat, bepaald wordt door hoe je handig je met liefde bent. Dat kijken ook een manier is van vergeten. Dat koffie drinken de stilte kleiner maken is. Je zegt nog dat je het liefst een trein zou zijn waarop iedereen vloekend moet wachten. Of die minuut voor het wakker worden en de droom nog een boek is dat gelezen kan worden. Of twee handen die elkaar al langer kennen en tien vingers waarmee je het beste kunt herinneren. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten