Daarnaast
zou moeten staan: ik blijf. Alle deuren
heb ik ingestampt, ben blijven opstaan, omdat vallen zo alledaags is. Ik heb
een jurk aangetrokken met bollen op, draag bloemen naar de Turkse bakker. Bon
journée, probeer ik nonchalant.
De stad
heeft alle ochtenden in zich. Wakker worden hoeft ze vandaag niet te doen. Je
kan, bijvoorbeeld, wel tellen hoeveel keer je iemand niet hebt aangekeken,
omdat je dacht dat je passen belangrijker waren. Je kan ook denken dat het die
andere was die zijn gezicht verstopte, terwijl je hoofd aan doodgaan dacht en
niet kijken, niet bestaan is. Wat niet waar is, maar je wilt dat het liefst van
al geloven en dragen als een sjaaltje dat bij je jas hoort.
Bang zijn
is natuurlijk niet hetzelfde als muren bouwen waarop men later schrijft:
Bruxelles, ma belle. En je herhaalt het een keer of tien, opdat het begint met
glimlachen en eindigt met een man die zwaait met open armen. Hij wil alle mogelijkheden groeten. Angst laat zich gemakkelijk verkopen, weet hij nog. En
met twee handen duwt hij het voor zich uit. Hij rookt een sigaret die vol
vertrouwen wolkt. We kunnen alleen maar zijn, zoals de dag. En je gaat in je buik
slapen.
Je bent
daarna een gebouw waarin de stilte zit. Van alles moet je gaan bewaren, zoals
het groeiende boompje in die nieuwe straat, de woorden als we allen zwijgen,
het licht voor later, de sneeuw om met dat wit ervan opnieuw te beginnen. En alles
is een verschijnsel dat ramen nodig heeft.
Daarnaast
zou ook nog moeten staan: ik houd van je. En dat zou enkel begrepen worden door
mensen die verdwalen en beleggen in verbazing. Dat de stad een huis vol
kinderen is waar het gras nog groeien moet. Je hebt verder nooit iets moedigs
gedaan, zet je schoen voor de sint, vraagt of hij er hoop in legt. Je vermeldt erbij
dat dat ballonnen met touwtjes mogen zijn waar we de wereld aan vastknopen. Het
begint altijd met verlangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten