Je leest
snel, zegt hij. Met je ogen kun je vast kranten schrijven en weten wat de
wereld mist. Een roze hand die zegt: val in mij.
Je houdt
een agenda bij over verlangen. Zet kruisjes bij dagen die iets mankeren, wakker
worden en denken: vandaag ben ik groot. Ondertussen ga je bessen plukken,
mensen kussen en vreemden vertrouwen met je verdriet. Ze zeggen dat je er de
ogen voor hebt.
Je kijkt,
bijvoorbeeld, naar van alles. Onder andere naar hoe sommige dromen je stuurloos
maken. Anderen geven je een lichaam waarin je groeien kunt tot je eindelijk
jezelf wordt. Vaak heb je je afgevraagd waarom bepaalde vragen blijven duren.
En niemand ons gezegd heeft hoe we moeten waaien. En als er niets meer is, waar
haal je troost dan?
Op het
puntje van je stoel zitten staren naar je voeten en ze een naam geven. En die
de volgende dag veranderen, omdat je toch niet kiezen kan. Zeggen dat dat niet gelijk
is aan twijfelen , maar wispelturig zijn is en dat uitspreken als ‘wispeltreurig’,
omdat kiezen je altijd droevig maakt.
Verder is
er weinig van tel, behalve de bomen die je elke dag verplaatst om ze over de
stilte te hangen. Het maakt deel uit van wat je leven noemt, wat vaak begint met
zwijgen. Niemand die vraagt waar je dat geleerd hebt. Er zullen vast oude boeken
zijn. In ieder geval zou je er het liefst iets over lezen dat waar is, op een
bank gaan zitten in een park en een gekozen kant zijn waarop iemand een vlag
geplant heeft, je mag bestaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten