7
november 2014, Assebroek
Vannacht
kon ik niet slapen. Eigenlijk is dat niet abnormaal, aangezien het mijn vervelende
gewoonte is, en toch. Om 3.37 uur ging ik even naar het toilet. Ik heb iets met
nachtelijke tijdstippen. Meestal onthoud ik die verdomd goed. Nu denk ik dat ik
onbewust gevoeld heb hoe je op een halfuur rijden mij aan het sterven was. Dat
moet dan wel. Of ik wil het zo in mijn hoofd hebben, dat maakt alles zachter
hier. Ook het verdriet.
Ik
heb eerst iets van neen geroepen toen het nieuwtje kwam, dat het niet kon. Dat
jij moest blijven. Twee weken geleden hadden we dat toch beslist en ook niet, want het was geen keuze, maar eerder het gebrek eraan. Euthanasie op basis van ondragelijk psychisch
lijden, ik vind dat een verschrikkelijk woord, maar als het op laatste wensen
aankomt, kun je maar beter manieren vinden om door te gaan en dat deden wij. Het
zou van mijn fictie bijna realiteit maken en ook niet, maar ergens in mijn
hoofd was ik gaan wennen aan het idee, zacht en traag, zoals ik dat het beste
doe, al schrijvend ook. Ik had er een punt van gemaakt hoe we nog over het
vroeger gingen hebben en alle open vragen. Met zulke verhalen mag een mens niet
sterven, zat ik almaar te denken. Dat het donker en onder matten geveegd gedoe uiteindelijk
het licht zou zien en jij als mens met iets van vrolijkheid de wereld zou
verlaten. Zo had ik het gepland. En dan nu. Dat de dood het moet hebben van
plotseling en opeens is me zo vaak gezegd, maar dat kon hier niet kloppen. Dat ik nu denk in termen van tijden terugdraaien en wat als, dat ik met
mijn ogen op hemelen zoek naar iets dat jij kan zijn, dat ik hoop dat waar je
bent beter was dan hier, dat ik je beter wilde begrijpen zo wie je geworden was
door alle tijden te doorlopen en dan met een portie kussen en knuffels het
zwart uit je hoofd zou halen en jij daarna met zo’n glimlach en wat zalig
zondags geluk zou wegzweven hoger en hoogst. En dan nu.
Als
het op trots zijn aankwam, was jij kampioen. Jij, met dat herhaaldelijk heerlijk
stoefen en het piëdestalletje voor jou dat met de jaren gestaag ging groeien en
hoe ernaast ook een besef kwam van grote verhalen en pijn waarover best
gezwegen werd. Jij, die met het tikken van de klok meermaals ging zuchten bij al
dat ouder worden, omdat wat jij niet kon controleren dan maar ook beter niet
bestond. Jij, die met jouw 85 jaren een gezondheid had waarop vele andere
leeftijdsgenoten stikjaloers zouden zijn, maar wat niet perfect ging, was nooit
goed genoeg. En dan nu.
Wie
zijn eigen euthanasie voor is, moet wel heel vastberaden geweest zijn om dood
te gaan, zit ik al even te denken. Zo was jij. Van al die keikopperij heb ik
alvast heel wat geërfd. Doodgaan in het holst van de nacht, inslapen dus. Dat
klinkt alvast mooier en beter en een oma-achtigere dood dan diegene die gepland
was. Van natuur die zijn gang gaat en niet van handtekeningen op papier.
Oma,
ik zie je nog zitten aan het raam, met daarbuiten alles van leven en als ik je
kamer binnenwandelde, volgde altijd zo’n vrolijk: Oh, Liesje. Ik neem je nu mee
in hoofd en hart, vooral in dat laatste dan. Ik vind je straks weer in de woorden
en alle stiltes en dan morgen ook opnieuw. Altijd opnieuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten